De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
2245 Van Frans Titelmans
| |
Broeder Frans Titelmans van Hasselt groet Erasmus van Rotterdam, priester en theoloog, zeer hartelijkIk ontving, allerdierbaarste broeder Erasmus, een van de afgelopen dagen uw Nieuwe werk, gedrukt in Antwerpen, waarmee u reageert op mijn Gedachtewisselingen over de Brief aan de Romeinen, afgelopen zomer uitgegeven ter verdediging van de oude, door de kerk gebruikte vertaling. Ik heb uw boek gelezen en zorgvuldig de argumenten die ik had aangevoerd ter verdediging van het gezag van die vertaling, vergeleken met de argumenten die u nu in dit nieuwe werk probeert aan te voeren ter verdediging van uw eerdere aanmerkingen of veranderingen.... Verder is Matthias,Ga naar voetnoot1. die u nu bij uw aanhangers belachelijk wilt maken alsof hij een van uw tegenstanders is, u misschien niet zo vijandig gezind als u ten onrechte denkt, buitengewoon lichtgelovig als u bent, vooral als het iets betreft wat met de glorie van uw naam te maken heeft. Want dat hij flink zijn tong roert tegen Erasmus, zoals u zegt, daarop heb ik hem in elk geval in de anderhalf jaar die ik in gehoorzaamheid aan zijn regels heb doorgebracht nooit kunnen betrappen. Gedurende die tijd sprak hij vaak in de functie van gardiaan woorden ter aansporing tot de broeders, maar ik kan me niet herinneren dat ik in die anderhalf jaar iets uit zijn mond heb vernomen wat tegen u gericht was, zelfs niet het minste woordje. Ook tijdens preken voor het volk heb ik hem nooit iets over u horen zeggen. Hij zorgde er verder persoonlijk voor dat verschillende door u uitgegeven werken op theologisch gebied een plaats kregen in de voor iedereen toegankelijke bibliotheek van de broeders. Ze werden met onderscheiding behandeld: ze kregen een mooie band, een goede plek en keurige opschriften. Het gaat om alle delen Hieronymus, door u herzien, en de uitgave van het Nieuwe Testament, samen met | |
[pagina 89]
| |
de aantekeningen en de parafrase. Dit alles maakt het niet erg waarschijnlijk dat hij u zo vijandig gezind is als u ten onrechte lijkt te denken. Ik weet dat hij de gewoonte had, wat zijn ambt met zich meebrengt, bij de samenkomsten van de broeders hen er af en toe op te wijzen, dat ze zich eerder aan de studie moeten wijden dan aan die nieuwerwetse onzin van recente auteurs, en dat ze hun kostbare tijd niet daaraan mogen verspillen en zich niet op vergezochte details mogen toeleggen. Dat wordt in deze tijd door zeer velen gedaan; zelfs onder hen die zich beter op serieuzer studie kunnen toeleggen, zijn er enkelen die zich hun ijverige navolgers betonen. Het is in onze tijd gebruikelijk en geaccepteerd mensen die zich op dit soort studie toeleggen, erasmianen te noemen, omdat ze u kennelijk als leider, mecenas of hersteller van hun soort studie beschouwen. Daarom kan het gebeuren dat men denkt dat hij zijn tong tegen Erasmus roert als men hem af en toe iets ongunstigs over deze mensen hoort zeggen. Want ikzelf heb gehoord hoe hij hen af en toe aanvalt in zijn preken voor de broeders, uit bezorgdheid voor zijn kudde, als iemand die rekenschap zal moeten afleggen voor hun zielen.Ga naar voetnoot2. Hij deed dat namelijk om de eenvoudigen van hun voorbeeld af te houden, want anders zouden ze misschien in een onbewaakt moment, verleid door hun klatergoud, tot een dwaling gebracht worden.... Maar Antwerpen, dat hem voortbracht, zoals u zegt, erkent dat de schitterende gaven van deze man van een heel andere soort zijn. Door die gaven erkennen heel wat inwoners van die stad dat het leven niet van het lichaam maar van de geest hoort te zijn. Maar bovenal erkennen zij zijn geweldig ijveren voor de waarheid. Antwerpen weet dat het grotendeels daaraan te danken heeft dat het als een van de uitverkorenen behoed is voor het gif van een verderfelijk dogma. Dat weet uzelf heel goed, omdat u in Antwerpen was toen hij voortdurend tirades hield tegen die overloper en afvallige, Jacob Proost, de veroordeelde ketterleider.... Dit, broeder Erasmus, wilde ik u laten weten toen ik het boekje met uw reactie had gelezen.... Als u besluit te reageren op dit werk over de geloofwaardigheid van OpenbaringGa naar voetnoot3. dat ik met deze brief meestuur, vraag ik u alleen dit: dat u zo waarheidsgetrouw als u kunt zegt wat u wilt zeggen, zonder de voorwendsels en slimmigheden van het soort dat ik in uw eerdere antwoord bespeurde, die ik op een geschikt moment (als de almachtige Heer het wil) duidelijker zichtbaar hoop te maken. Het ga u goed in God, eerwaarde priester; heb | |
[pagina 90]
| |
mij lief met een goed hart, aangezien ook ik u met oprechte genegenheid lief heb. Leuven, december 1529 |
|