De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2240 Van Claudius Cantiuncula
| |
[pagina 83]
| |
ook bij andere zaken van meer gewicht, de aangeboren goedheid van de vorst zullen misbruiken. De rijkssteden die hun eigen evangelie verdedigen waren onlangs bijeen in Esslingen; wat ze besproken hebben weet men nog niet, maar men zegt dat ze een of ander monster voeden,Ga naar voetnoot8. vooral omdat hun afgevaardigden enkele dagen wegens ziekte in een herberg opgesloten zaten. Ik zou graag willen, mijn heer, dat u, als de gelegenheid zich voordoet, een waarschuwingsbrief aan de abt van MurbachGa naar voetnoot9. stuurt omwille van mijn verwant Henricus, die door hem is weggelokt van de studie en van Glareanus. Ik heb op uw verzoek de heer van HildesheimGa naar voetnoot10. nadrukkelijk namens u de groeten gedaan, met de vereiste betuiging van respect. Ik weet dat hij u uitermate goed gezind is, zoals ik hem ook vaak heb horen zeggen. Het ga u goed, mijn heer. De dag voor de Ontvangenis van Maria Uw altijd toegewijde dienaar Claudius Cantiuncula Aan de heer Erasmus van Rotterdam, zijn om veel redenen geëerbiedigde meester en leraar. Freiburg |
|