De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2232 Van Gerard van Friesland
| |
[pagina 73]
| |
voelt, dat u met uw gebruikelijke vaardigheid en inzicht de psalm ‘De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets’Ga naar voetnoot5. ontsluit, met een vergelijking van de context. Mijn beste Erasmus, ik smeek u zijn verzoek in te willigen. Want afgezien daarvan dat u hiermee meer mensen een plezier zult doen, voorzie ik hoeveel nauwer de band zal worden die u met deze man hebt en hoeveel andere raadsheren van Zijne Koninklijke Majesteit u tegelijkertijd aan uw kant zult krijgen. Hij had zelf aan u geschreven, minzaam als u bent, maar door staatszaken die zijn aandacht opeisten lukte dat niet. Het ga u goed en als u wilt dat er hier iets geregeld wordt, moet u het ons laten weten. Vanaf het Engelse hof, 4 november 1529 Ik vraag u hieraan geloof te hechten en het me te vergeven dat ik op dit moment niet zelf aan u schrijf. Zonder twijfel uw eigen T. RochfordGa naar voetnoot6. Thomas Boleyn, viscount Rochford, persoonlijk raadsheer van de koning, uitzonderlijk geleerd, vooral op het gebied van de gewijde literatuur, ondertekende zelf in het Engels. Nogmaals, het ga u goed. Neem in aanmerking dat ik een leerling van Listrius ben. Aan Erasmus van Rotterdam, in Duitsland |
|