De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2233 Van Margaret Roper
| |
[pagina 74]
| |
barmelijk geplaagd door akelige ziekten en voelt u de last der jaren. Daarom kon ik onmogelijk hopen of verwachten dat u mij ooit zou schrijven. Het zal nooit in mijn vermogen liggen het werkelijk te verdienen dat u mij die eervolle plaats waardig acht, waartoe u mij verheft door mij een brief te gunnen. Ik weet dat mijn reputatie behoorlijk in aanzien zal stijgen, zo vaak als ik die brief aan iemand laat zien. Mijn reputatie kon op geen enkele andere manier meer glans krijgen dan door uw brief. Wat kan immers met deze eer vergeleken worden die ik waard geacht werd, omdat het sieraad van de hele wereld mij een brief van hemzelf waard achtte? Zoals u mij daarom in uw goedheid iets ver boven mijn verdienste hebt geschonken, evenzo moet ik wel toegeven dat ik volstrekt niet in staat ben op passende wijze dank te brengen voor zo'n uitzonderlijk geschenk. Dat de komst van de schilder u zoveel genoegen schonk, omdat hij een tekeningGa naar voetnoot3. van mijn beide ouders en ons allemaal meebracht, vinden we fijn om te horen en we zijn u daarvoor zeer erkentelijk. We hebben geen vuriger wens dan dat we ooit onze leermeester, aan wiens geleerde inspanningen we al wat we aan literatuur indronken te danken hebben, bovendien sinds lang een trouwe vriend van onze vader, in levenden lijve spreken en zien. Het ga u goed. Mijn moeder groet u hartelijk, evenzo mijn man, die geheel de uwe is, en mijn broer. Mijn beide zusters laten u eveneens hartelijk groeten. 4 november Aan de zeer illustere en zeer geleerde theoloog Erasmus van Rotterdam. Freiburg |
|