2207 Van Johann von Botzheim
Überlingen, 20 augustus 1529
Een groet. Naar alle waarschijnlijkheid, zeer geachte beschermheer, is de herinnering aan Botzheim bij jou volledig vervaagd, omdat ik geen enkele brief van je uit Freiburg ontving, zolang als je daar woont. Ik kan niet weten of je inderdaad enige antipathie tegen mij hebt opgevat; dit weet ik zeker: ik ben mij er niet van bewust daartoe enige aanleiding gegeven te hebben. Want misschien is wel niets zo prettig of belangrijk voor mij als de naam Erasmus; met hoevelen ze ook zijn, die amuzische legers wijbisschoppen, monniken en sofisten zullen me daarvan niet losmaken. Nu zal ik mijn vrijpostige pen intomen.
Gisteren bereikte ons een nieuwtje uit Trente, ontleend aan het orakel van Apollo,Ga naar voetnoot1. dat het zekerder dan zeker is dat keizer Karel op 7 augustus de haven van Monaco in Italië heeft bereikt en zich de dag daarna naar Genua heeft begeven,Ga naar voetnoot2. met een meer dan keizerlijke hofhouding; en dat het (hopelijk gunstige en geluk brengende) vredesverdragGa naar voetnoot3. dat tussen keizer Karel en de koningen Frans van Frankrijk en Hendrik van Engeland gesloten is, op 5 augustus nogmaals afgekondigd is. Als je het nog niet wist, wil ik dat je het nu weet; want er is hoop dat Duitsland daardoor betere tijden te wachten staan.
Schrijf terug, als je je vriend Botzheim nog kent, en vertel me wat de reden van je stilzwijgen was. De pastoor van FreiburgGa naar voetnoot4. kan, als het op een andere manier niet mogelijk is, bijna dagelijks iets aan mij sturen. Het ga je goed.
Uit Überlingen, de grot waar ik als balling leef. 20 augustus 1529
Je zeer toegewijde vriend Johann von Botzheim
Aan de onvergelijkelijke voorvechter van de ware theologie en de literatuur, Erasmus van Rotterdam, zijn oprecht beminde leermeester en beschermheer. Freiburg im Breisgau