De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 16. Brieven 2204-2356
(2018)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2206 Aan Johann von Botzheim
| |
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Johann von BotzheimDat je niet zo overladen met werk bent als ik dacht, kan ik alleen al afleiden uit je verzoek om je alvast een voorproefje van de Onderwijzer van oudjes te geven.Ga naar voetnoot1. Je weet dat de persen rond deze tijd op hun hardst tekeergaan;Ga naar voetnoot2. toch heb ik enkele bladzijden vluchtig bekeken en met een paar woorden aangegeven hoe ik erop zou kunnen reageren, als ik kon ontdekken wat daarvan het nut voor de studie is. Maar goed, ik stuur een aantal bladzijden van het werk mee, zodat jij kunt oordelen of ik het niet terecht beter vond te zwijgen dan veel moeite te besteden aan een reactie zonder dat het veel oplevert voor de literatuur. Veel van wat hij schrijft heeft de schijn van menselijke ijdelheid. Hij benadrukt voortdurend dat hij aan een beroemde universiteitGa naar voetnoot3. | |
[pagina 24]
| |
colleges over de Heilige Schrift geeft, terwijl zelfs mensen die niet jong meer zijn regelmatig klagen dat ze tegen hun zin in opdracht van ouderen een taak op zich namen die hun krachten te boven gaat. Als het alleen eerzucht is, past dat weliswaar niet bij een franciscaan, maar is het bij een jong iemand een kwaal die te genezen is. Als er evenwel een list achter zit, is het een ongeneeslijke ziekte. Er komen trouwens hier en daar passages voor die erop wijzen dat er iets broeit. Maar alleen God weet wat er in de mensen omgaat;Ga naar voetnoot4. het is niet aan mij over andermans geest te oordelen. Als de man een kennis van me was en me zeer dierbaar was, had ik hem aangeraden niet zo overhaast hele boekwerken uit te geven, maar zich eerst toe te rusten door een heleboel te lezen. Want het behoeft geen bewijs dat hij onvoldoende Latijn kent. Grieks kan hij alleen lezen, voor zover ik althans kan zien. Maar hier volgt een voorproefje. In de breedsprakige voorrede die hij aan het werk vooraf laat gaan,Ga naar voetnoot5. windt hij zich enorm op over mensen die de oude vertalerGa naar voetnoot6. verfoeien, bespuwen, uitfluiten, met gestamp afkeuren en vertrappen. Aan het begin van de gedachtewisseling geeft hij onsGa naar voetnoot7. zelfs met naam en toenaam ervanlangs omdat de vertaler door ons toedoen zo slecht behandeld wordt. Die woorden hoef ik mij in elk geval niet aan te trekken. Ik merk er tot nu toe niets van dat de oude vertaling vertrapt is, omdat die overal in kerken en aan universiteiten wordt gelezen; en hij kan het zich kennelijk niet herinneren dat we, zonder aan de officiële lezing te tornen, voorleggen wat er in de Griekse handschriften staat. Hij vindt het een vreselijke belediging als iemand de vertaler een taalfout aanwrijft, hoewel hij toegeeft dat er ook taalfouten voorkomen bij de apostelen. Als de vertaler die overneemt, vindt hij dat er geen sprake is van een taalfout. Hij schijnt niet te begrijpen, of er in elk geval niet bij stil te staan dat de taal van de apostelen waarin ze de evangelische leer doorgaven, niet de taal van geleerden, maar van gewone mensen was, die ook door schoenlappers, schippers, wevers en weefsters, zelfs pooiers en bordeelhoudsters werd gesproken. Want ook voor hen is het evangelie geschreven. Als de taal van de Grieken toen zo vervormd was geweest als ze nu is, en als die taal zo wijd verbreid was geweest als dezeGa naar voetnoot8. toen was, zouden ze volgens mij dieGa naar voetnoot9. hebben | |
[pagina 25]
| |
gebruikt; zoals Christus niet zuiver Hebreeuws, maar SyrischGa naar voetnoot10. sprak, dat namelijk door het contact met andere talen vervormd was. Zo gaf ook de Latijnse vertaler die volgens mijn zienswijze de eerste was,Ga naar voetnoot11. de tekst weer in de taal die mannen, kinderen, vrouwtjes en het laagste volk toen met elkaar gemeen hadden. Als het Latijn toen zo vervormd was geweest als het nu is in Frankrijk, Spanje en Italië, zou hij waarschijnlijk de volkstaal gebruikt hebben, al was dat een vervormde taal; zoals degenen die nu het evangelie verkondigen in het Frans, Spaans of Italiaans een volkomen vervormde taal gebruiken, als je die vergelijkt met het Latijn. Het is dus geen wonder dat de vertaler fouten maakt in de ogen van hen die de taal correct spreken, omdat hij liever door mensen zonder opleiding begrepen wilde worden dan door geleerden, die zich bij uitstek tegen het evangelie verzetten. Verder wil hij niet dat het als een taalfout beschouwd wordt wanneer iemand om een vrome reden de regels van juist taalgebruik verwaarloost. Dat heb ik nog nooit gehoord. Ik ontken niet dat een taalfout om een vrome reden gerechtvaardigd is. Maar wie een taalfout rechtvaardigt, erkent dat er een is. Ook wat we bij Augustinus, Cyprianus of Ambrosius lezen, vooral wanneer ze formuleringen uit de Schrift gebruiken, is niet meteen vrij van taalfouten. Op die manier maken ook wij geregeld taalfouten. Hij verzamelt een aantal passages die in de Vulgaat staan zoals Hieronymus ze verbeterd heeft, maar hij zwijgt over passages die niet de vorm hebben waarin Hieronymus ze geeft. ‘Het kan evenwel zo gegaan zijn,’ zegt hij, ‘dat hij later betere handschriften aantrof, aan de hand waarvan hij bepaalde passages herstelde’. Maar hij had gezegd dat die eerdere herziening voortkwam uit inspiratie van de Geest. Of slaat de Geest soms ook wartaal uit? Waarom waren er handschriften nodig als men te werk ging volgens bovennatuurlijke inspiratie? Hij windt zich geweldig op, en terecht, over lieden die neerkijken op de heilige boeken omdat verleidelijke opsmuk, uiterlijk vertoon, ellenlange samenstellingen, luchtbellen en bombast ontbreken.Ga naar voetnoot12. Ook wij veroordelen dat soort lieden; ook hadden we geen andere bedoeling dan dat we in verfijndere en toch eenvoudige en duidelijkere taal weergeven wat er in de Griekse handschriften staat. De vertaler wordt door hem met lof overladen en geprezen als een voortreffelijk, zeer heilig, zeer wijs, zeer geleerd en door de Heilige Geest geïnspireerd man, en mogelijk was hij dat ook. Maar als iemand de schrijver van deze lovende woorden in het nauw zou drijven, zou hij ons niet kunnen ver- | |
[pagina 26]
| |
tellen of hij een jood was of een heiden of een christen, een ketter of een rechtzinnige, een schoenmaker of een soldaat, een jong of oud iemand, een man of een vrouw. Zelfs als het Nieuwe Testament ons door een heiden was overgeleverd, zou het in onze ogen des te meer gewicht hebben, omdat het vertaald was door iemand die niet met het evangelie vertrouwd was; ook hoeft men niet zoveel ontzag voor de vertaler te hebben, omdat de bronnen voorhanden zijn. De kerk heeft het resultaat goedgekeurd, wie de maker is weet ze niet. ‘Maar niemand kan de Schrift op de juiste manier interpreteren als hij niet geïnspireerd wordt door dezelfde Geest die de maker van de Schrift is.’ Iemand die van de ene taal in de andere overbrengt is evenwel met een ander soort interpretatie bezig dan iemand die de mystieke betekenis uitlegt. Evenzo zijn er twee soorten inspiratie; die inspiratie van toen, waardoor de Heilige Schrift het eerst openbaar is gemaakt, kennen we beslist niemand anders toe dan de eerste schrijvers. Zoals niemand evenwel de boeken van filosofen zo gauw correct zal vertalen zonder enigszins thuis te zijn in de stof, zo was er misschien bij het vertalen van het Oude Testament enige inspiratie vereist. Maar de taal van het Nieuwe Testament is zo eenvoudig, dat een willekeurig iemand uit het volk het vertaald zou kunnen hebben op de manier waarop hij dat gedaan heeft. Wij geloven dat de inspiratie van de Geest bij alle erkende kerkleraren in een bepaalde mate aanwezig was, maar toch gebeurt het geregeld dat zij zelfs in ketterse dwalingen vervallen. De heilige Hieronymus vertaalde en verklaarde de profeten en toch geeft hij geregeld toe dat hij de betekenis niet kan volgen. Het is dus mogelijk dat iemand een vertaling maakt van iets wat hij niet ten volle begrijpt. Vertalen houdt immers minder in dan uitleggen. Maar als het ongeoorloofd is, zoals hij zegt, dat de vertaler zelfs ook maar van de stijlfiguren of beeldspraak van de oorspronkelijke taal afwijkt, is Hieronymus een goddeloos man, die zo brutaal was vrijwel alle Hebreeuwse beeldspraak in het Oude Testament te verwijderen, onder vergeefs protest van Augustinus.Ga naar voetnoot13. En als alles wat de vertaler schreef voortkwam uit de inspiratie van de Geest, mochten er zelfs geen losse woorden door Hieronymus veranderd worden. Maar hij deinsde er niet voor terug dat te doen. Telkens wanneer Hieronymus iets doet wat evident niet met zijn beweringen strookt, reageert hij grappig genoeg met de opmerking dat Hieronymus' taalgebruik retorisch is. De Schrift zal ook niet meteen het werk van mensen worden als de vertaler met het menselijke vermogen van zijn verstand vertaalt wat hij leest. De Schrift bestaat immers in de betekenis, niet in de woorden, en als ze in de woorden bestaat, blijft hun zuiverheid in de oorspronkelijke taal behouden, | |
[pagina 27]
| |
niet in de vertaling. Als hij alle ongelukkige formuleringen aan tekstbederf toeschrijft, mag hij dat van mij, maar ik ben bang dat hij niemand vindt die dat gelooft. Tot zover zijn inleiding. Wat de Gedachtewisselingen betreft zou een ander misschien kritiek hebben op het feit dat hij in een dialoog doden en levenden bij elkaar zet.Ga naar voetnoot14. Want dat hij ons op zijn manier laat praten, zie ik graag door de vingers. Dan is er het feit dat een jongeman optreedt als onderwijzer van oudjes door in zijn eentje tegenover drie grijsaards als censor op te treden en hen zelfs verschillende keren streng en op gezaghebbende toon terecht te wijzen en te tuchtigen. Ik geef toe dat de Heilige Geest ook ooit in de jeugdige Daniël zijn kracht heeft ontvouwd, en ik zou me er niet voor schamen zelfs van een kind iets te leren wat nuttig is om te weten. Soms keurt hij iets goed, soms tolereert en vergeeft hij iets, soms verwerpt en veroordeelt hij iets, op een polemische toon. Maar als je nog jong bent en de stok oppakt tegen drie hoogbejaarde en (misschien met uitzondering van mij) behoorlijk geleerde mannen, moet je wel met iets voortreffelijks komen. Het getuigt nogal van jeugdige overmoed dat hij belooft vrede te sluiten als wij de kant van de waarheid willen kiezen - alsof ook hij zich niet kan vergissen! In elk geval had hij zijn boek beter verkoopbaar gemaakt als hij de stof in minder woorden had behandeld. Maar doordat hij precies vertelt wat Lorenzo, wat Jacques Lefèvre, wat Desiderius heeft gezegd, doordat hij dit alles ook nog eens in eigen bewoordingen uiteenzet en van inleidingen en berispingen voorziet, doordat hij citeert wat Cyprianus, Ambrosius, Hieronymus, Augustinus, Sedulius en Hesychius lazen (wat niets tegen ons uitrichtte, omdat wij naar het Grieks kijken en over de zuiverheid van de taal discussiëren), doordat hij inleidingen geeft, doordat hij in de rede valt, doordat hij de discussie met een fraai slot nog langer maakt, doordat hij van alles toevoegt wat niet in het voordeel van de vertaler werkt en ons niet tegenspreekt, is zijn boek uitermate vermoeiend om te lezen. ... Ik ben bang dat dit meer dan genoeg voor je is. Maar je moet het jezelf aanrekenen, want jij hebt erom gevraagd. Het ga je goed, mijn allerdierbaarste vriend. Freiburg im Breisgau, 19 augustus 1529 |
|