De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 319]
| |
2202 Aan Nicolaus Episcopius
| |
[pagina 320]
| |
Dat het geschenk is onderschept betreur ik. Ik kan mij hierbij niet genoeg verbazen over de brutaliteit van mijn oude vrouwtjeGa naar voetnoot6. dat herhaaldelijk spullen van mij geeft aan wie zij maar wil. Wij zijn zo vertrouwd met elkaar hoewel we nooit in hetzelfde bed hebben geslapen. Haar arrogantie was onuitstaanbaar, ook als zij dit had gedaan zonder te weten dat ik ze aan een ander had gegeven. Maar hoewel mijn vriend Kan haar herhaaldelijk had aangespoord dit niet te doen heeft zij niets anders gedaan dan wat ze wilde. Toen ik uit jouw brief had vernomen wat er was gebeurd, kreeg ik daarom een woordenwisseling met mijn dienaren omdat zij dit hadden laten gebeuren. Zij antwoordden dat zij haar hierover voldoende hadden onderhouden, maar zonder resultaat. Omdat ik nog niet tevreden was gesteld zei ik: ‘Jullie hadden de gifmengster in de haren moeten vliegen of in elk geval de kwestie aan mij moeten melden.’ Daarop antwoordde Kan dat zij hem met een list om de tuin had geleid. Ze had beloofd te zullen doen wat haar werd opgedragen en ze deed alsof ze naar jullie zou gaan maar vertrok naar wat ze zelf had bepaald. Nu verwacht je dat ze zich schaamde toen ze om dit vergrijp terecht werd gewezen. Ze bloosde niet meer dan een ezelin pleegt te doen als zij een keer een last van haar rug heeft afgeschud. Dit was volstrekt onuitstaanbaar als ik er niet aan gewend was geraakt. Want dergelijke spelletjes heeft mijn Xantippe vaak gespeeld; zij geldt voor mij als lerares in verdraagzaamheid. Daarom protesteer ik niet fel om geen vergeefse moeite te doen. Want naar ik meen zou Prometheus haar niet opnieuw kunnen scheppen en Vulcanus haar niet opnieuw kunnen smeden. Het geschenk mag dan wel verloren zijn gegaan, als het voorteken maar niet verdwijnt. Van harte heb ik jullie beiden gelukgewenst omdat de heilige huwelijksband zo'n geschikt mensenpaar had verbonden, een kuise man met een kuise vrouw, een eerlijke met een eerlijke en een ingetogene met een ingetogene. Ik hoop dat ik binnenkort nog meer kan gelukwensen, wanneer bij jullie een kleine Episcopius in de hal speeltGa naar voetnoot7. die mij door dezelfde gelaatstrekken aan jullie beiden doet denken, en niet alleen aan jullie maar ook aan mijn grote vriend Johann Froben. Want de natuur pleegt vaak ook in de kleinkinderen een afbeelding van hun grootouders te geven. Ik hoor dat je gaat verhuizen naar het pand dat door mijn vertrek leeg is komen te staan; ik bedoel het huis waar ik zoveel jaren heb doorgebracht dat ik sinds mijn geboorte in geen enkele stad langer heb geleefd en dat jouw edelmoedige schoonvader zo vaak heeft geprobeerd mij als geschenk op te dringen.Ga naar voetnoot8. Des te meer ben ik daarover verheugd. Want welk gelukkiger stel zou | |
[pagina 321]
| |
ik kunnen wensen als opvolgers voor mijn langdurige en aangename verblijfplaats? Jij wilde dat HieronymusGa naar voetnoot9. jou verder bij mij zou aanbevelen. Bij mij heb je, beste man, geen enkele aanbeveling nodig omdat je bij mij al lang vanwege je oprechte karakter, je betrouwbaarheid en de niet alledaagse diensten die je me hebt bewezen met het volste recht bijzonder bent aanbevolen. Ik wens jou en je allerliefste echtgenote het beste. Freiburg, 7 augustus 1529 |
|