De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2172 Aan Hubert van Baerland
| |
[pagina 237]
| |
Erasmus van Rotterdam groet de arts Hubert van BaerlandAls u iets mist om over te lachen, dan heb ik hier, beste Hubert, een onderwerp voor u! Zúñiga van wie men zou kunnen zeggen dat hij in Rome volledig de rol van komiek speelt, heeft een poos geleden een pamflet gepubliceerd. Dat trof ik toevallig in Freiburg aan toen ik mijn spullen die door de verhuizing in de war waren geraakt, controleerde. En omdat ik - wat uitzonderlijk is - wat vrije tijd had, ben ik snel door de tekst heengegaan. Daarin verdedigt hij de oude vertalerGa naar voetnoot2. zo tegen de beschuldiging van foutief taalgebruik, dat hij beweert dat deze alles correct en fraai in het Latijn heeft vertaald. U krijgt nu een prachtig terzijde te horen. Hij komt hier met enkele argumenten aanzetten die duidelijk onjuist en enkele die hoogst controversieel zijn. Het getuigt van onmiskenbaar geleuter dat hij in het voorwoord beweert dat ik als de kraai van AesopusGa naar voetnoot3. de commentaren van Lorenzo Valla heb geplunderd en door zijn naam weg te laten andermans werk als eigen werk verkoop, terwijl ik daarentegen het eerst van iedereen de commentaren van Valla met eigen inspanning en op eigen kostenGa naar voetnoot4. in Parijs heb laten verschijnen. Daarnaast komen er in mijn werk talloze passages voor die Lorenzo niet heeft behandeld en ten slotte noem ik in dit werk zelf zo vaak de naam Valla. Of dacht hij misschien dat ik Lorenzo Valla bij alle onbeduidende passages moest vermelden, en dat terwijl zijn boek verkrijgbaar was? Daarnaast is de bewering dat het de huidige Vulgaateditie is die de heilige Hieronymus in opdracht van Damasus van fouten heeft ontdaan, zo controversieel dat zij overduidelijk als onjuist kan gelden. Hier hebt u wat hij in zijn voorwoord belooft. Luister nu naar zijn triomfantelijke conclusie. Met verve beweert hij dat er niets aangenamers is dan voor de hele wereld te bewijzen dat de man van wie velen voordien dachten dat hij iets wist, niet ontwikkeld en ongeletterd is. Herhaaldelijk beroemt hij zich erop dat hij de meerdere van Erasmus is, niet alleen in de gewijde, maar ook in de profane letteren waarin ik volgens hem mij verbeeld uit te munten. Hoe gemakkelijk is het welsprekend te zijn wanneer iemand zich toestaat al wat hem belieft te verzinnen. Want zelf heb ik mij nooit laten | |
[pagina 238]
| |
voorstaan op een bijzondere deskundigheid in de gewijde en profane letteren. En als Zúñiga naar deze roem op zoek is, mag hij wat mij betreft naar eigen goeddunken ervan genieten. Maar laat hij niet al te veel met deze overwinning zijn ingenomen: deze tijd telt meer dan tienduizend mensen aan wie ik om welke soort studie het ook gaat, graag gras aanbied.Ga naar voetnoot5. Ach, bezat Zúñiga maar zoveel geleerdheid als hij zichzelf toekent! Wat is overigens dwazer dan diegene onmiddellijk als geleerder te beschouwen die in het werk van een ander, vooral als dit gevarieerd is, iets aantreft om aan te knabbelen? Ik denk dat ik het niet waard ben Ermolao Barbaro, als hij nog leefde, zijn kamerpot aan te reiken.Ga naar voetnoot6. Toch komen er in zijn geschriften passages voor waarop ik met recht kritiek zou kunnen leveren. Niccolò Leoniceno leverde kritiek op enkele plaatsen bij Plinius;Ga naar voetnoot7. is hij soms daarom meteen een grotere geleerde? Zelf plaats ik op heel wat plaatsen kanttekeningen bij de heilige Augustinus, Ambrosius en Thomas en niet ten onrechte. Ben ik soms daarom een grotere geleerde? Aulus GelliusGa naar voetnoot8. wees bij Marcus Tullius een vergissing in zijn geheugen aan. Volgens AugustinusGa naar voetnoot9. signaleerden schoolmeesters taalfouten in boeken van de meest welsprekende redenaars. Zelf kan ik er heel wat laten zien die ik heb vastgesteld bij Cyprianus, Hilarius, Ambrosius en Hieronymus. Ten slotte keurt de schoenlapper bij een schilderij van Apelles iets af.Ga naar voetnoot10. Zal hij zich direct erop beroemen dat hij Apelles heeft verslagen? Wie ziet niet dat dit bijzonder dwaas is, zelfs als wat hij heeft opgemerkt een afschuwelijke en smadelijke vergissing is? Zie nu eens op grond van welke onbenullige kleinigheidjes Zúñiga zijn triomfen viert. Hij maakt ophef over een nummer van een hoofdstuk dat verkeerd is weergegeven, wellicht door onzorgvuldigheid van de zetters;Ga naar voetnoot11. nergens worden immers vaker fouten gemaakt. Maar vooruit, laat dit een fout van mijn geheugen of van mijn pen zijn: wat is dan de reden dat Zúñiga hier rumoer maakt omdat dit een dienst is die mijn dienaren en secretarissen vaak leveren? Een werk als de Annotationes schrijven is moeilijk; maar niets is | |
[pagina 239]
| |
gemakkelijker dan bij een groot werk de rol van Momus te spelen en op een smet te wijzen die onopgemerkt is gebleven. En als hij erop uit was de vertaler tegen iedere taalfout openlijk te beschermen, waarom laat hij dan ten slotte zoveel passages waarop ik kritiek heb geleverd onvermeld? Wat is trouwens dwazer dan angstvallig datgene uit de heilige Schrift te verwijderen wat door de meest voortreffelijke mensen tot zijn glorie wordt verkondigd, ‘niet in meeslepende woorden van menselijke wijsheid’Ga naar voetnoot12. etc. En degene die dergelijke boeken schrijft, verwijt mij dat ik een afgestompte geest heb! Door deze belediging word ik zelfs niet een beetje geraakt, ik lach er alleen maar om dat zij van Zúñiga komt. Maar om u niet langer op te houden, zal ik de passages een voor een in een paar woorden bespreken.
Wat vindt u, verdedigt Zúñiga niet dapper en met succes de vertaler en de apostelen? Wat blijft er anders over dan dat hij na veel moeite te hebben gedaan zijn triomf bezingt? Hij doet dat serieus en gewoontegetrouw verzint hij dat Erasmus de mysteriën verwaarloost en slechts aandacht heeft voor verzorgd taalgebruik; dat hij zelfs de apostelen niet ontziet door ook hun taal te verbeteren; dat hij bij zijn vertaling van het Nieuwe Testament verleidelijke verfraaiingen heeft aangebracht, op veel plaatsen het Grieks niet heeft gevolgd en het karakteristieke van het Latijn niet in acht heeft genomen. Ook belooft hij verscheidene boeken te schrijven van het kaliber van dergelijke sierlijke aantekeningen; vanzelfsprekend tot nut van geleerden zodat de hele wereld na het lezen van de geschriften van Zúñiga weet dat er een zekere LópezGa naar voetnoot13. heeft bestaan, een goddelijk geïnspireerd iemand die met de meest heldere argumenten heeft bewezen dat Erasmus niets van de letteren wist. En dat met de bedoeling dat iedereen daarna de naam Zúñiga als goddelijkGa naar voetnoot14. vereert. Omdat hij zich op het vrije veld van de kwaadsprekerij bevindt is er niets welsprekender dan Zúñiga. Wanneer hij zich naar de overeengekomen plaats heeft begeven en een strijd van man tegen man moet worden geleverd, laat zijn werkje zien wat voor een onbenul hij is. Toch hebben dominicanen dergelijke onzin in Rome laten drukken, en dat in strijd met de verordeningen van de paus en de kardinalen.Ga naar voetnoot15. U zult zich afvragen waarom ik u dergelijke leuterpraat toestuur. Alleen maar om u te laten lachen, want ik weet hoeveel u van lachen houdt. Als dat | |
[pagina 240]
| |
is gebeurd heb ik mijn doel bereikt.Ga naar voetnoot16. Niet anders heeft ook Zúñiga zijn doel bereikt: hij wordt verheerlijkt, het enige waar hij op uit was. Dit is nu de bekende Zúñiga, die door de grote Béda tot een volmaakte theoloog is uitgeroepen, terwijl Zúñiga zichzelf slechts voor een onbetekenendeGa naar voetnoot17. theoloog uitgeeft. Het boek Epistolae medicinalesGa naar voetnoot18. dat u in maart, als ik mij niet vergis, ter verzending naar mij in Straatsburg had achtergelaten, werd mij in Freiburg op 13 juni bezorgd. Verbazingwekkend snel! Of u vanuit Frankfurt hebt geschreven weet ik niet; ik heb geen brief ontvangen. Hoe vaak heb ik, beste Hubert, het vijfde elementGa naar voetnoot19. vervloekt dat mij zo snel van uw zeer aangename gezelschap met u heeft beroofd. Ik zal evenwel het gemis van u gemakkelijker verdragen als het u is gelukt datgene waar u naar verlangdeGa naar voetnoot20. te krijgen. Dit was het enige dat ontbrak aan uw allesomvattende scholing, die u trouwens in alle opzichten succesvol hebt afgesloten. Tot nog toe hebt u gezaaid, het is nu tijd een rijke oogst binnen te halen. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 8 juni 1529 |
|