2170 Aan Ambrosius Pelargus
[Freiburg, juni 1529]
Erasmus van Rotterdam groet Ambrosius Pelargus hartelijk
Met moeite kan ik in woorden weergeven, zeer geleerde Pelargus, hoe groot het geluk is waarmee ik mijzelf feliciteer, omdat ik in contact ben gekomen met een theoloog wiens betrouwbaarheid is bewezen en met wie ik bij het zoeken naar de waarheid op een vriendelijke manier van gedachten kan wisselen. Mijn hele leven lang was mij bijna niets zo aangenaam als het genot van vriendschap en vertrouwelijke omgang met goede mensen, althans met hen op wie ik door hun voortreffelijke geleerdheid en vaardige geest gesteld raakte. Evenzo heb ik steeds een grote weerzin gevoeld tegen het soort theologoi (bijna had ik mij mataiologoiGa naar voetnoot1. laten ontvallen) aan wie de oude en spitsvondige theologie meer bevalt en die geneigd zijn met een nogal strenge kritiek datgene te veroordelen - ik zeg niet wat zij minder begrijpen, maar wat ze zelfs niet hebben gelezen. Sommigen kunnen de indruk wekken dat zij zich nooit ertoe hebben gezet mijn werken te lezen. Toch tast niemand meer - ik weet niet of ik moet zeggen mijn of liever hun eigen reputatie aan dan die schaamteloze dwepers die maar op één ding uit zijn, namelijk de waarheid eerder te bespotten dan te verdedigen. Des te meer vertrouwen heb ik bij de beoordeling van mijn werken (ongeacht hun kwaliteit) in u omdat ik weet dat u ze heel wat keren met veel toewijding en zorgvuldigheid hebt gelezen, tenzij onze gemeenschappelijke vrienden mij bedriegen.
Er is geen reden te vrezen dat ik mij door uw openhartigheid beledigd zal voelen. Integendeel, ik beloof dat ik u erkentelijk zal zijn als u mij af en toe vrijuit wijst op wat het onderwerp verlangt. Ik ben in ieder opzicht zo ingesteld dat ik het kan verdragen om zelfs door een kind terechtgewezen te worden. Als bepaalde lieden even vriendelijk kritiek op mij hadden geleverd als zij dit vrijmoedig deden, om niet te zeggen onstuimig en met een meer