De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2115 Van Erasmus Schets
| |
[pagina 104]
| |
van talrijke vrienden mensen zo hardvochtig bent dat je niet bij ons gezien wilt worden, terwijl wij met jou uit de schoot van hetzelfde vaderland zijn geboren. Zij benijden in ieder geval - en dat met recht - de buitenlanders om de roem en de luister die deze door jouw toedoen bezitten en zij denken dat zij hier eerder recht op hebben dan vreemdelingen. Jij weet wat liefde altijd aan afgunst met zich meebrengt. Als je zo vriendelijk zou willen zijn ons een sprankje hoop op jouw terugkeer te geven zou je veel mensen opvrolijken die nu treuren. Voor de meeste mensen zou dit meer waarde hebben dan het onverwacht aanvliegen van een groot fortuin. Ook ik breng intussen, niet tot mijn genoegen, dezelfde beschuldiging naar voren. Soms kan ik niet nalaten je in stilte verwijten te maken. Want ik zou willen dat de beschuldiging van meedogenloosheid van je werd weggenomen en uit de mond van je rivalen werd verwijderd. Zij aarzelen niet jou een ontheemde en een lafaard te noemen omdat jij, als het ware schuldig aan enkele vergrijpen, je bij buitenlandse volkeren als een balling schuilhoudt en je niet aan je eigen vaderland durft toe te vertrouwen. Wat, vraag ik je, kan vrome geesten meer aanstoot geven dan dat jij je rivalen een soortgelijk handvat aanreikt? Jij dient te beoordelen hoe goed het zou zijn deze steen des aanstoots te verwijderen (zelfs als er een duidelijker reden is die je tot iets anders zou kunnen brengen). Wij leven immers niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze medebroeders in Christus. Geef mij, vraag ik je, een klein beetje hoop op je terugkeer om mijn vrienden te troosten, en zorg dat ik hun iets kan bieden om je critici en lasteraars te weerleggen. Je kunt je nauwelijks voorstellen hoe ik overal door vrienden word aangespoord jou dit te schrijven. Als je wist hoeveel aansporingen ik hierom te verduren heb, zou je medelijden met me hebben en zou een mildere stemming jou ertoe aanzetten mij iets terug te schrijven dat mij en de meeste mensen troost biedt. Luis de Castro heeft mij uit Engeland geschreven dat hij de bisschoppen van Canterbury, Londen en LincolnGa naar voetnoot4. volgens mijn aanwijzingen beleefd heeft bericht dat, als de hoogeerwaarde heren jou geld wilden toezenden of wisselen, zij dat aan hem dienden te sturen. Want die taak zou hij vanwege zijn toewijding aan jou en mij graag op zich nemen en met de grootste zorgvuldigheid uitvoeren. Ik weet dat men niet onbescheiden moet vragen om wat naast het verschuldigde bedrag alleen uit vrijgevigheid wordt geschonken, en heb Luis opgedragen zo te handelen. Omdat ik zijn karakter en vriendelijkheid ken heb ik geen reden te twijfelen of hij dit op gepaste wijze heeft gedaan. De bisschoppen hebben Luis geantwoord dat ze aan zijn ver- | |
[pagina 105]
| |
zoek zouden voldoen. Als ze dit hebben gedaan, krijg ik hier spoedig bericht over. Op de afgelopen jaarmarkt heb ik in Frankfurt niets aan de zoon of dienaren van Froben op jouw naam laten uitbetalen omdat je mij geen opdracht hebt gegeven. Ik zal niets regelen totdat je mij schrijft wat je wilt en waar ik dat moet doen.Ga naar voetnoot5. Graag zou ik je wat nieuws melden als ik iets had. Uit Spanje valt er niets vermeldenswaardigs mee te delen, behalve het feit dat de keizer een heel sterke vloot gereedmaakt. Ze zeggen dat de keizer van plan is dit jaar naar ItaliëGa naar voetnoot6. over te steken; toch moet men vrezen dat het niet kan omdat hij met een bescheiden leger moet oversteken. Vanwege de grote hongersnood die Italië teistert is het moeilijk voor te stellen waar het leger ter plekke gefourageerd kan worden. Maar de keizer zou om de vijand te vernietigen en te verhinderen dat zij hun verloren krachten herwinnen, wat meer troepen uit Spanje onder een belangrijke bevelhebber daarheen kunnen sturen, zodat de legers die hij daar nu heeft worden versterkt. Want het staat vast dat de vijanden vorig jaar al binnen hun grenzen zo waren teruggedreven dat zij uit hun boerderijen en dorpen geen of weinig graan kregen. Als het de keizerlijke troepen dit jaar opnieuw lukt hen in te sluiten zou men hen des te gemakkelijker het jaar daarop tot overgave kunnen dwingen en de wereld die al zo lang in onrust verkeert dichter bij de vrede brengen. Moge dat de wil van God zijn aan wiens goedertierenheid ik je voortbestaan toevertrouw. Het ga je goed, Antwerpen, 7 maart 1529 Je zeer toegenegen vriend Erasmus Schets Aan de zeer geleerde en uitmuntende heer Erasmus van Rotterdam, zijn belangrijkste vriend en begunstiger, te Bazel |
|