De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2086 Aan Heinrich Eppendorf
| |
[pagina 32]
| |
delde. Daarna berichttenGa naar voetnoot6. zoveel belangrijke mensen mij jouw meer dan vijandige woorden, dat ik degenen die dit meldden slechts met moeite kon wantrouwen of wat zij berichtten gunstig kon uitleggen. Toch wilde ik deze overtuiging nog niet diep in mijn hart toelaten, want ik wilde voorkomen dat het voortbestaan van onze herstelde vriendschap van mij afhankelijk was. Het is mijn oprechte wens dat alles wat mij is meegedeeld niet op waarheid berust. Je zult, denk ik, niet ontkennen dat je mij onbetrouwbaar vindt omdat ik het boekGa naar voetnoot7. dat ik in onze overeenkomst heb beloofd, nog niet heb laten verschijnen. Maar jij weet met al je wijsheid heus wel dat nieuwe boeken niet zo gemakkelijk ontstaan en dat niet elk willekeurig onderwerp bij je past. Hier is het iedereen bekend dat ik bij het herzien van Augustinus, Seneca en wat ik verder onder handen heb, zo met werkzaamheden word overstelpt dat mijn vrienden roepen dat ik een zelfmoordenaar ben. Daarnaast wordt al in vier brieven van mij verlangdGa naar voetnoot8. dat ik, zoals ik voor de koningin van Engeland over de christelijke echtgenoteGa naar voetnoot9. heb geschreven, zo ook voor Maria, zuster van de keizer en voormalig koningin van Hongarije, over de christelijke weduweGa naar voetnoot10. schrijf. Daar komt nog bij dat ik met zoveel monsters van theologen en monniken een voortdurende strijd op leven en dood voer. Wat moet ik verder zeggen? Zelfs als je driemaal mijn broer was had ik je tot nu toe niet tegemoet kunnen komen. Als ik hiertoe wel in staat was geweest, had ik niemand nodig gehad om mij terecht te wijzen. Dit wordt voldoende bewezen door het feit dat ik voor andere punten van de overeenkomst meer heb gedaan dan zou moeten en ook vóór de vastgestelde termijn. Je weet ook dat hiervoor geen termijn was vastgesteld en dat eraan was toegevoegd: ‘als ik had vastgesteld dat jij van harte mijn vriend was geworden’.Ga naar voetnoot11. Als ik het langer dan redelijk was had uitgesteld, diende ik er eerst aan herinnerd te worden voordat het op dreigingen en onvriendelijke woorden zou uitlopen. Het was de taak van de bemiddelaars vooraf een termijn vast te stellen. Men zegt dat je bij mij per brief over mijn onbetrouwbaarheid je beklag hebt gedaan hoewel geen lettergreep mij heeft bereikt. Wanneer is er reden voor onbetrouwbaarheid als vooraf geen termijn is vastgesteld? En zelfs als deze vastgesteld zou zijn, is er niet onmiddellijk sprake van onbe- | |
[pagina 33]
| |
trouwbaarheid wanneer een belofte niet wordt nagekomen. Anders zou een debiteur telkens als hij het geld op de vastgestelde dag niet betaalt, van onbetrouwbaarheid beschuldigd moeten worden. Niemand weet beter dan jij hoe dwaas dit is. Bovendien geldt bij een overeenkomst op de vastgestelde dag een vrijstelling wanneer ziekte is opgetreden of een ander noodgeval zich heeft voorgedaan. Deze vrijstelling moet meer gewicht hebben als tevoren geen datum is vastgesteld. Ik gebruik nu niet de houding die je toont en de voorwaarde van mijn belofte als excuus, want ik wil niet de indruk wekken dat ik ooit de overeenkomst ontrouw ben geworden. Ik was van plan om indien mogelijk voor de eerstkomende jaarmarkt onze overeenkomst uit te voeren. Maar als wat zoveel mensen vertellen waar is, weet ik niet wat ik moet doen. Als jij je vijandige houding al openlijk hebt laten blijken, wat zullen zij dan zeggen wanneer het boek is uitgekomen? Wat anders dan dat jij door je gewetenloosheid in staat was Erasmus hiertoe te dwingen of dat ik zo bang ben dat ik ieders bevelen uitvoer? Je ziet, dunkt me, dat deze affaire voor ons beiden even oneervol zal zijn. De overeenkomst luidtGa naar voetnoot12. dat de kwestie zonder smaad voor een van beide partijen afgehandeld zou worden. De zeer illustere hertog Georg denkt dat tussen ons een volmaakte eendracht bestaat - dat schreef mij iemand uit zijn naaste omgeving.Ga naar voetnoot13. Hij denkt dat hij dat met zijn briefGa naar voetnoot14. heeft bereikt. Naar men zegt riskeert de ridder OttoGa naar voetnoot15. de doodstraf. Jouw brief aan hem kreeg ik bezorgd en ook de brief aan hertog Georg met hetzelfde onderwerp. Maar aan wat vóór het herstel van onze vriendschap is gebeurd, wil ik niet opnieuw worden herinnerd. Zorg ervoor dat niemand oprechtheid en betrouwbaarheid bij jou mist. Want als is komen vast te staan dat jij met een valse bedoeling je vriendschap met mij hebt hersteld, kun je verstandig als je bent vast wel vermoeden hoe de hertog en de andere stervelingen over je zullen oordelen. Van mijn kant zal ik niets nieuws ondernemen, tenzij jij me over je gevoelens voor mij per brief zekerheid verschaft. |
|