De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2066 Van Louis de Berquin
| |
[pagina 314]
| |
behalve mijn vertaling verwijten zie ik niet, afgezien van het feit dat ze tegen een paar marginale opmerkingen bezwaar maakten. Ze hebben Momus nagevolgd, die op een sandaal van Venus kritiek leverde omdat hij niets anders kon. Maar op dezelfde manier zullen ze aanstoot nemen aan al mijn opmerkingen bij de Ilias van foutenGa naar voetnoot4. van Béda. Want op grond van wat ik in mijn leven heb gedaan, heb ik voldoende aangetoond hoe ver ik af sta van de misdaad waarvan zij mij hebben beschuldigd. Aan de overwinning twijfel ik niet; die zou sneller zijn gekomen, als ik niet liever had gewild dat zij eclatanter was. Een document van de pausGa naar voetnoot5. was niet nodig, behalve om hun lasterpraat kenbaar te maken. De teruggave van de rechtsbevoegdheid aan de rechters die mij hebben veroordeeld, is volslagen terecht. En zelfs als dit waar is, zullen ze toch nooit enig gezag over mij hebben. Ik zie dat je de theologen niet zult antwoordenGa naar voetnoot6. en het is misschien beter voorlopig geen acht op hen te slaan, als die waanzinnige lieden zich tenminste tot dan beheersen. Degenen die de stukken van mijn rechtszaak lezen, zullen voldoende begrijpen wat voor lieden mijn critici zijn, zelfs als ze de geschriften waarin jij hen zo vaak afschildert niet hebben gelezen. Ik hoor dat de mensen in Leuven hetzelfde edictGa naar voetnoot7. hebben uitgevaardigd, natuurlijk om de Parijzenaars na te apen, hoewel ik denk dat zij dat plan al eerder uit eigen beweging hebben opgevat. Het is een goede zaak dat, hoewel de theologen tegelijk met de Declamatio matrimoniiGa naar voetnoot8. de Querela pacis hadden veroordeeld, de universiteit over het laatstgenoemde werk geen uitspraak heeft gedaan. Noël Béda doet zijn uiterste best om te bereiken dat het werkje over de twaalf artikelen van het geloof van Béda,Ga naar voetnoot9. dat de koning een poos geleden naar de universiteit heeft gestuurd met de opdracht de artikelen met haar oordeel goed of af te keuren, op gezag van de universiteit wordt veroordeeld en dat wordt vastgesteld dat Béda juiste opvattingen heeft gehad en geschreven. En hoewel hij zoveel trawanten heeft, kon hij tot nu toe niet gedaan krijgen dat alle artikelen werden goedgekeurd. Want sommigen voer- | |
[pagina 315]
| |
den als bezwaar aan dat het overduidelijk was dat Béda Christus en het evangelie had veroordeeld. Ik denk dat je de brief en het werkje van een anonieme vriend hebt ontvangen,Ga naar voetnoot10. die indien het mogelijk was, in zijn eentje het onbesuisde optreden van die lieden zou tegenhouden. Ik weet niet wat degene wil bereiken die jou schreef dat ik de theologen met jouw naam bang wilde maken. Ik had misschien, toen dat edict werd uitgevaardigd, kunnen antwoorden dat Erasmus niet zou zwijgen en hen zou behandelen zoals ze verdienden. Maar wat mijn zaak betreft heb ik de faculteit zelf haar aantijgingen, haar ketterijen en haar godslasteringen voor de voeten geworpen. Ik heb de stellingen voorgelezen die door hen waren vervalst, ik heb zinnen uit het evangelie voorgelezen en zelfs de eigen woorden van Christus, die zij als ketters verklaarden. Toch hebben zij geen enkel antwoord hierop gegeven. Want wat hadden zij kunnen antwoorden, omdat hun eigen documenten bewezen dat zij dit zelf hadden gedaan en hun aantijgingen en ketterijen zo duidelijk waren, dat ze zelfs geen uitvluchten konden zoeken? Je schrijft dat je een antwoord hebt opgesteld op de briefGa naar voetnoot11. van Alberto Pio, prins van Carpi, maar dat je dit antwoord niet hebt verzonden, omdat je niet wist waar hij verbleef.Ga naar voetnoot12. Maar hij heeft zijn boek hier al onder veel mensen verspreid. Misschien zou hij het hebben uitgegeven, als ik niet na ontvangst van jouw laatste brief bij een van zijn getrouwen gedaan had gekregen dat deze hem zou aansporen met de uitgave te wachten totdat Erasmus had geantwoord. Als ik me niet vergis oordeelt hij over bepaalde zaken totaal anders dan hij schrijft. En wat jou betreft wilde de man, een opschepper zoals Italianen dat zijn, de indruk wekken dat hij op iets bij Erasmus kritiek had kunnen leveren. Wat de geschriften van Luther aangaat (ik heb het niet over alle) lijkt hij heel veel niet te hebben begrepen; in elk geval heeft hij de meeste verkeerd en met lasterlijke bedoeling uitgelegd, vooral hetgeen Luther over het geloof en goede werken heeft geschreven. Want hij legt dat overal en altijd zo uit alsof Luther ons een nutteloos geloof zonder inhoud verkondigt, dat op de manier van de vijgenboom die de Heer vervloekte, slechts met bladeren glanst en intussen vruchten mist.Ga naar voetnoot13. Ik zeg dit niet omdat ik Luther steun, maar omdat ik een afkeer heb van laster, tot wie hij ook maar is gericht. | |
[pagina 316]
| |
Als je hebt besloten je antwoordGa naar voetnoot14. te publiceren of hem toe te sturen, zorg er dan voor (zoals je meestal doet) dat je zijn zelfingenomenheid niet beledigt of de indruk wekt hem teveel te vlijen. De man staat in hoog aanzien bij de paus en bij zijn neef kardinaal Salviati, die hier zijn gezant is,Ga naar voetnoot15. |
|