De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
riers. Want zelfs onderweg wilde ik over mijn belevenissen schrijven, als ik iemand had ontmoet die een brief had kunnen bezorgen. Had iemand zich tenminste maar aangediend, toen wij hier onder een gunstig gesternte behouden waren aangekomen! Op dat moment was het mogelijk geweest met meer zekerheid (omdat de herinnering aan plaatsen en gebeurtenissen nog vers was) en uitvoeriger te schrijven. Maar nu wordt mij geen gelegenheid geboden te schrijven zoals ik graag zou willen vanwege een baan als leraar aan het Collège de Lisieux, die mij, terwijl ik mij lang tevergeefs verzette, door gepaste en ongepaste smeekbeden van de rectorGa naar voetnoot1. is opgedrongen, en ook vanwege het onverwachte vertrek van Anton.Ga naar voetnoot2. Want van zijn dienaar had ik vernomen dat hij binnen acht dagen zou vertrekken. Maar de dag daarop liet zijn broer, die was meegereisd, weten dat hij zich voor een reis naar de jaarmarkt van Bazel gereed maakte. Daarom moest ik mij haasten als ik iets wilde. Toen ik dit had gehoord vond ik het beter zelfs in alle haast mijn belevenissen kort weer te geven dan helemaal niets te schrijven, in de hoop dat u met al uw vriendelijkheid wat u met een goede bedoeling krijgt toegestuurd welwillend aanvaardt. Maar zoals ik al had gezegd, maant de tijd mij om mijn belangrijkste wederwaardigheden met een paar woorden weer te geven. De dag waarop mijn Poolse vriendGa naar voetnoot3. en KarelGa naar voetnoot4. ons verlieten, kwamen wij heel voorspoedig tegen de avond in Tann aan. Maar daags daarna begon Lorenz, de dienaar van Daniel,Ga naar voetnoot5. te klagen dat hij iets aan zijn voetzool voelde wat hem pijn deed. Langzamerhand werd de kwaal zo ernstig dat we voor hem een paard moesten zoeken in dorpen een paar mijl verder. Om sneller onze bestemming te bereiken huurden we drie paarden die Daniel en mij tegelijk met Lorenz moesten vervoeren. Ondertussen maakten we ook gebruik van voertuigen en zo maakten we de hele reis ‘niet altijd in de naam van de Heer’, zoals u schertsend en charmant placht te zeggen, maar van tijd tot tijd met paard en wagen. Of we zaten toevallig op merries, die boeren ons misschien in plaats van hengsten opdrongen. Maar toen we Bayon hadden bereikt, een stad die ongeveer twee mijl van Saint-Nicolas ligt, kocht Daniel voor zijn Lorenz een paard en zo kwamen we als twee ruiters en evenveel personen te voet met Gods hulp in Saint-Nicolas aan. Maar voordat we zover waren gekomen, verloor het paard waarop Lorenz zat een hoefijzer. De schade was gering; ernstiger was wat daarna gebeurde. In Saint-Nicolas bracht een smid nieuwe hoefijzers aan en bevestigde deze zo stevig, dat hij er | |
[pagina 311]
| |
met één niet alleen de hoef, maar ook het vlees raakte. Daarna ging dit paard tot aan Parijs steeds meer mank lopen, zelfs zo dat wij als voetgangers vaak op de ruiters moesten wachten en het paard, dat voor vijf kronen was aangeschaft, voor één kroon en dat met moeite, werd verkocht. Hierdoor ondervonden we enige hinder; in andere opzichten verliep alles heel voorspoedig. Want gezond en wel trokken wij met Gods genade vijftien dagen na ons vertrek Parijs binnen. Het belangrijkst was daar voor mij de taken die uwe hoogheid mij had opgedragen nauwgezet uit te voeren. Bijna alle brievenGa naar voetnoot6. heb ik persoonlijk bezorgd bij degenen aan wie ze waren geadresseerd. Want Budé was toen niet thuis, maar zijn zoon verzekerde mij dat hij tegen middernacht zou terugkomen. De brief heb ik aan de zoon toevertrouwd om hem zijn vader te overhandigen als deze was teruggekeerd. Een paar dagen later ben ik samen met de Pool weer naar zijn huis gegaan. Toen hij uw brief van de Pool had ontvangen, vroeg ik of hij ook de brief had gekregen die ik een enkele dagen tevoren had bezorgd.Ga naar voetnoot7. Hij zei dat dat was gebeurd en bood zijn medewerking aan zoals gebruikelijk is. Vidoveus,Ga naar voetnoot8. kapelaan van de bisschop van Langres, is niet in Parijs. Twee of drie keer heb ik vergeefs naar hem zelf gezocht. Men zei dat hij wellicht eerstdaags zou terugkeren. Maar toen ik zag dat er aan het wachten geen einde zou komen, heb ik de brief ter bezorging aan een priester toevertrouwd. Hij beloofde plechtig ervoor te zorgen dat hij de brief in handen zou krijgen. Vandaag heb ik gekeken of hij was teruggekeerd om te vernemen of hij de brief had ontvangen en om hem te berichten dat Anton weldra terug zou gaan naar Bazel; maar ze zeiden dat hij niet was teruggekomen. Onze magister Nicolas Le ClercGa naar voetnoot9. zei dat hij Baer had teruggeschreven. Pierre DanèsGa naar voetnoot10. zei dat hij de brief zou beantwoorden. Ik dacht dat het helemaal niet nodig was Berquin,Ga naar voetnoot11. Budé en De BrieGa naar voetnoot12. over het vertrek van Anton te informeren, omdat ik begreep dat zij van hem een gedrukt exemplaar van de brievenGa naar voetnoot13. hebben gekregen. Ik denk dat hij hen hiervan op de hoogte heeft gesteld. | |
[pagina 312]
| |
Als er iets is, geachte leermeester, waarvoor ik hier kan zorgen, kunt u dat veilig aan uw Philippus, de meest toegewijde dienaar van uwe excellentie opdragen. Ik zou alleen maar willen dat u beoordeelt waartoe ik overeenkomstig mijn geringe capaciteiten en onbelangrijke positie in staat ben, terwijl u zeker kunt zijn van mijn trouw en toewijding, die u in al uw welwillendheid nooit in de steek zullen laten. Maar genoeg hierover. De brief aan Berquin gericht heeft bij veel mensen aanstoot gegeven. Daarentegen valt de brief die nu naar De Brie is verzonden,Ga naar voetnoot14. bij zeer veel mensen bijzonder in de smaak. Hij zal de ophef die een storm in de wetenschap leek te veroorzaken, naar ik verwacht zeker verminderen. Veel mensen wachten op uw boek over de methode van preken en verlangen sterk naar uw behandeling van dit onderwerp.Ga naar voetnoot15. Want zij weten hoe succesvol u die zaken zoals veel andere kunt behandelen. U met uw wijsheid weet ook dat het welzijn van de staat grotendeels van preken afhankelijk is. Daarom verlangen degenen die de staat oprecht zijn toegedaan vurig dat zo goed mogelijke predikers worden opgeleid. Als u dit doet, lijdt het geen twijfel dat u alle goede mensen, die u al lang aan u hebt verplicht, veel sterker aan u zult verbinden. Intussen meld ik maar niet (wat toch het belangrijkst van alles is) hoeveel zegen en voorspoed het brengt trouw te zijn geweest aan de talenten die God in zijn goedheid ons heeft toevertrouwd. Maar waarom zeg ik dat tegen u? Een zwijn tegen Minerva?Ga naar voetnoot16. Ik weet, geachte leermeester, dat u niemand nodig heeft die u aanspoort. Toch verlang ik tegelijk met alle vrome mensen zo dringend dat u dit doet, dat ik niet kon nalaten met hun wensen mijn smeekbeden te verbinden. Wat de gemeenplaatsen en ook de specifieke plaatsenGa naar voetnoot17. betreft waarop u mij in uw goedheid, toen ik bij u verbleef, hoop gaf, verzoek ik u als het vanwege uw bezigheden mogelijk is mij een antwoord te geven. Het ga u goed, mijn heer Erasmus, hooggeachte leermeester. Ik verzoek u uw Philippus die u eenmaal zonder verdiensten voor u maar uitsluitend uit welwillendheid in de groep van uw leerlingen en dienaren hebt opgenomen, altijd tot degenen die uwe excellentie het meest toegedaan zijn, te rekenen. Ik zal in ieder geval met al mijn krachten mij ervoor inzetten dat ik nooit met recht de indruk kan wekken zelfs de minste aanleiding ertoe te hebben gegeven dat mijn naam uit de lijst van uw vrienden wordt geschrapt. | |
[pagina 313]
| |
François Dubois bedankt u voor de uitgave van uw brieven en wenst u in uw waardigheid alle goeds toe. De rector van het Collège de Lisieux, bij wie ik nu verblijf, verzocht mij uwe excellentie te groeten. Hij oordeelt en spreekt zeer waarderend over u. Parijs, 13 oktober Uw toegenegen Philippus Montanus Aan de uitmuntende leraar in de Heilige Schrift, de heer Erasmus van Rotterdam, zijn hooggeachte leermeester. Te Bazel |
|