De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2063 Van Conradus Goclenius
| |
[pagina 306]
| |
manier gevonden om wraak te nemen en hij zou dit doen, zelfs als hij wist dat hij alle aanhangers van Erasmus als vijanden zou hebben. Buitengewoon verbaasd was ik over zijn woede en ik heb niet minder medelijden met hem dan dat ik het betreur dat jij in je verheven positie door dergelijke hondsvliegen wordt lastig gevallen. Hoe dat gevecht ook zal verlopen, het zal de vijanden van de letteren een heel aangenaam schouwspel bieden. Het zou daarom mijn wens zijn dat de strijdlust op alle mogelijke manieren tot bedaren wordt gebracht. Ik geloof dat als Beatus Rhenanus, Amerbach of Glareanus hun best deden hem van zijn voornemen af te brengen, hij nog niet zo in razernij was ontstoken, dat hij aan het advies en de aansporingen van dergelijke mensen geen gevolg zou geven. Persoonlijk zou ik, als ik op de plaats van Erasmus stond, dat wil zeggen als RosciusGa naar voetnoot3. in het theater van de hele wereld, hem liever tien talenten willen betalen voor het kleine beetje reputatie dat hij ten onrechte meent door jouw toedoen te hebben verloren dan de ergernis te verdragen die je zult krijgen door de ondankbaarheid van je honden die tegen je blaffen. Voor hem is het ook beter te voorkomen dat hij zich het eeuwige brandmerk van een ondankbaar persoon bezorgt. Ik ben mij ervan bewust dat ik terecht van onbezonnenheid kan worden beschuldigd, omdat ik je dit voorstel. Maar mijn verontwaardiging hierover brengt mij hiertoe; ik betreur het dat de vijanden van de letteren vermaak wordt geboden en ik betreur het dat jij in je meest verheven werkzaamheden wordt gehinderd. Want de roem van de naam Erasmus is te groot dan dat hij door de aantijgingen van Carinus zelfs een beetje kan afnemen. Ik schaam mij ook voor Carinus, omdat hij zo verblind is geraakt dat hij niet ziet wat voor schande hij tegemoet rent. Ik kan hem niets beters wensen dan meer verstand. Want als ik macht over hem had, zou ik hem liever met ketenen boeien dan toe te laten dat hij zich zo brutaal gedraagt. Dat Kan nog niet bij je is aangekomen, verbaast mij. Want hij vertrok hier, als ik mij niet vergis, omstreeks 16 augustus. Hij twijfelde er niet aan dat hij binnen een paar dagen Bazel zou bereiken voordat Hieronymus Froben naar de jaarmarkt van Frankfurt vertrok. Wellicht heeft hij een trage reisgezel ontmoet of een of andere ziekte opgelopen. Ik denk dat je wel wat gehoord hebt over Nicolaas van Broeckhoven, Johannes Munterus en enkele andere priesters van het collegeGa naar voetnoot4. in Antwerpen. Afgelopen augustus zijn ze nadat ze in het geheim hun bezittingen hadden verkocht of ingepakt, plotseling verdwenen en worden ze vermist. Deze gebeurtenis bezorgde de vijanden van de letteren opnieuw een prachtige aan- | |
[pagina 307]
| |
leiding voor lasterpraat, omdat Nicolaas als niet onkundig op het gebied van de letteren gold en nu zelfs door zijn vijanden als zeer geleerd wordt geprezen. Zodoende heeft de beschuldiging dat geen enkele deskundige in de letteren afkerig is van de verkeerde opvattingen van deze tijd, meer succes. Er wordt nog niet met trompetgeschalGa naar voetnoot5. verkondigd, maar slechts gefluisterd dat zij zich na een huwelijk uit de voeten hebben gemaakt. Het gerucht lijkt mij althans niet bezijden de waarheid. Want nadat Luther opperpriester van dit sacrament was geworden, begon het bij die lieden bijna een geloofsartikel te zijn dat zonder echtgenote niemand een christen was. Onze vriend Van der Dilft heeft zich omstreeks 1 september naar Zeeland begeven om met de eerste groep schepen die daar verzameld was naar Spanje over te steken.Ga naar voetnoot6. Tot nu toe is hij overigens daar blijven steken omdat de noordenwind niet waait. Met alleen deze wind wordt het Kanaal overgestoken; hij waait nu onafgebroken voor de vijfde dag. Daarom denk ik dat hij aan zijn reis is begonnen. Wary en mijn collega's Rutgerus Rescius en Jan van Campen groeten je. De franciscaanGa naar voetnoot7. verblijft nu in Antwerpen om zijn kroost te baren, hoewel de belangrijkste theologen - dat weet ik zeker - hem dit afraden. Maar jij hoeft niet bang voor hem te zijn. Het ga je goed, 7 oktober Gisteren waren Cornelis de Schepper en Claudius Cantiuncula hier op doorreis. De ene, ambassadeur van de keizer, was net terug uit Polen. De ander heeft aan het hof van ons de zaken van zijn vorstGa naar voetnoot8. behartigd. Beiden zijn zo op je gesteld dat ik mij nauwelijks kan voorstellen dat er anderen zijn die evenveel van Erasmus houden. Opnieuw wens ik je het beste. Ik had geen tijd de brief over te lezen; de koerier had veel haast. Vergeef me daarom als ik een fout heb gemaakt. Je vriend Conradus Goclenius Aan de heer Erasmus van Rotterdam te Bazel |
|