De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2052 Aan Germain de Brie
| |
[pagina 289]
| |
iets in mijn werken verbetert, zal ik het nooit als een belediging opvatten. Ik heb nooit iets gehoord dat zo dwaas is als die opvattingen.Ga naar voetnoot5. Maar sommigen zit iets anders dwars: naar hun mening is niets stijlvol dat niet heidens is. Ze zouden niet willen dat de schone letteren de naam van Christus laten horen. Breng de groeten aan Lupset over. Dat hij heel druk bezet is leid ik juist af uit het feit dat hij me niet schrijft, en daarom aarzelde ik hem te schrijven. Het ga je goed, mijn oprechte vriend De Brie. Het verbaast mij dat ik over Jacques LefèvreGa naar voetnoot6. niets zekers hoor. Bazel, op de feestdag van Matteüs, 1528 De bezorger van deze brief is de Pool Andrzej Zebrzydowski, een jongeman van zeer aanzienlijke afkomst. Zijn verlangen naar Frankrijk dat door het licht van zoveel geleerden schittert, heeft aan zijn verblijf bij mij een einde gemaakt. Wees zo vriendelijk hem af en toe te ontvangen. Opnieuw vaarwel. |
|