De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |
2049 Aan Joachim Martens
| |
[pagina 285]
| |
wat aantekeningen wilt maken. Ik zal je een exemplaar van de Adagia als geschenk sturen, wanneer ik een betrouwbaar iemand kan krijgen om het te bezorgen. Ik heb ook een kleine preek over psalm 85 gepubliceerd.Ga naar voetnoot9. Augustinus nadert zijn voltooiing. Wanneer ik hiervan ben bevrijd, zal ik aan enkele belangrijkere werken beginnen, hoewel het aanhoudend geblaf van mensen als Zoïlus mij niet veel vrije tijd overlaat. Zodra Luther op het toneel verscheen om zijn toneelstuk op te voeren, heb ik te veel als een ware profeet voorspeld dat de situatie zo zou escaleren. Men geloofde mij niet. Naar het voorbeeld van dwazen door ervaringen wijzer geworden, matigt hij nu zijn uitspraken zo, dat hij bijna zijn palinodia zingt.Ga naar voetnoot10. Maar de Trojanen komen te laat tot inzicht.Ga naar voetnoot11. Daarentegen treden de bedeltirannen,Ga naar voetnoot12. en met hen enkele theologen, even grote vijanden van de humaniora als van ketterij, zo verkeerd op dat ik vrees dat er een grotere brand uitbreekt. Omdat ik tot matiging oproep, dat wil zeggen om Christus als doel te hebben, heb ik aan beide kanten een slechte naam. De strijd met vrienden is heftiger dan met vijanden. Ik ben bang dat menselijke verlangens de overwinning die wij aan Christus te danken hebben naar zich toe trekken. Het enige wat voor ons overblijft is een gunstiger einde van deze stormen te wensen. De vermelding van degenen die over mijn wetenschappelijk werk gunstig oordelen was mij een genoegen. Het enige wat mij bij zoveel ondankbaarheid van de mensen troost biedt, is het feit dat juist de belangrijkste en meest integere personen mij gunstig gezind zijn - en dat in bijna alle landen, Engeland, Brabant, Spanje, Duitsland, Frankrijk, Hongarije en Polen. Ik zou een uitgebreide lijst van hen voor jou kunnen samenstellen, als ik niet bang was als een Thraso over te komen. Niet alleen met brieven die op de meest eervolle wijze zijn geschreven, getuigen zij van hun welwillendheid, maar ook met heel aantrekkelijke voorstellen en ongevraagd toegezonden geschenken. Bijna overal staan geleerden aan mijn kant, met uitzondering van degenen die zich met volle overgave bij nieuwe partijen hebben aangesloten en zich niet door hun oordelen, maar hun emoties laten leiden. De sympathie van zoveel en zulke belangrijke mensen plaats ik moeiteloos tegenover lieden als Lee, Zuñiga, Cousturier en Béda. Ook jou, mijn beste Joachim, reken ik graag tot mijn eerlijke vrienden. Ook vroeger was ik evenzeer op HilariusGa naar voetnoot13. gesteld als op jou, maar nu nog meer omdat hij naar ik begrijp zo dicht bij jou woont. Zijn zwervend be- | |
[pagina 286]
| |
staan bevalt mij niet en men mompelt iets over zijn huwelijk; ik ben bang dat hij niet goed voor zijn zaken zorgt. Alciati zal ik schrijven als ik wat tijd heb.Ga naar voetnoot14. Wil je de gouverneur,Ga naar voetnoot15. beschermheer van de wetenschap, de grote man d'OraisonGa naar voetnoot16. en de bisschop van MaguelonneGa naar voetnoot17. namens mij hartelijk danken en groeten. De bekende artsGa naar voetnoot18. is naar Venetië teruggekeerd. Niemand keurt hier het gedrag van de man goed en slechts weinigen zijn geneeskunst. Van zo iemand zou ik geen vriend en geen vijand willen zijn. Het ga je goed. Bazel, 1528 |
|