De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2048 Aan Louis de Berquin
| |
[pagina 282]
| |
tragedie zou ontstaan, hoewel ik voldoende vertrouwen had in zijn wijsheid, zelfs als hij niet was gewaarschuwd. Maar de zaak verliep zoals bij mensen gebruikelijk is. Natuurlijk heeft de koning geen zaken om zich mee bezig te houden, als hij ook niet van deze niemendalletjes op de hoogte wordt gebracht. Degene die op de vraag van de koning antwoordde wat jij schrijft, was een vijand van me. Maar ze bespotten mij ook met epigrammen, die natuurlijk heel kostelijk zijn en een succesvolle inhoud hebben. Onder hen is iemandGa naar voetnoot4. die zegt dat ik de levenden en de doden aanval. Afgezien van het feit dat hij door mij overal eervol wordt vermeld, wordt hij juist in dit geschrift helemaal niet beledigd! Ik zie duidelijk dat er bij de humaniora een storm zal opsteken zoals we deze onder vorsten en hoogleraren theologie waarnemen. Wat de vertalingen betreftGa naar voetnoot5. kunnen ze zonder moeite antwoorden dat geleerden met minder gevaar mijn boeken lezen dan ongeletterden. Waarschijnlijk maken ze jou ook andere verwijten. Dat je op een overwinning vertrouwt juich ik toe. Maar ik heb er moeite mee dat jouw vertrouwen mij zo vaak om de tuin leidt. De pausGa naar voetnoot6. is weer gaan leven, hij heeft zijn kardinalen die macht hebben en hem zijn toegedaan. Overal beginnen dominicanen en franciscanen krachtig op te treden en naar ik hoor is de jurisdictie van de rechters die een vonnis tegen je hebben uitgesproken, hersteld. Zoals ik schreef,Ga naar voetnoot7. zeg ik eerlijk, maar niet zonder verdriet, dat je veel onderneemt en niets bereikt, mijn beste Berquin. Leverde de situatie maar een ander soort taalgebruik op! Over het publiceren van de briefGa naar voetnoot8. heb ik zelfs nooit gedroomd. Ik heb hem naar De Brie gestuurd zodat hij beter zou zijn toegerust om mij te verdedigen voor het geval iemand ophef zou maken. Met wat voor succes ik de theologen zal antwoorden weet ik niet, omdat zij mijn werken niet lezen. Met de instelling van gladiatoren banen enkele volgelingen van Béda zich rechtstreeks een weg naar mij.Ga naar voetnoot9. Ik weet niet wat ik van de vorsten kan verwachten. Zelfs al zouden zij mij steunen, dan zouden zij door nietsontziende gelederen onder de voet worden gelopen. Kon ik met mijn antwoord maar bereiken dat niemand hierna aan de mening van theologen geloof hechtte, want ik heb Béda zoveel leugens, zoveel duidelijke beledigingen en | |
[pagina 283]
| |
zoveel dwaze waanzin voor de voeten geworpen,Ga naar voetnoot10. wiens beide boekenGa naar voetnoot11. naar men zegt de goedkeuring van de allerheiligste faculteit hebben verkregen. Ik zou liever willen dat de faculteit haar oordelen zo matigde dat iedereen ze geloofde dan dat ze tot gevolg hebben dat niemand ze gelooft, zelfs als ik dat zou kunnen. Hoe kan ik uiteenzetten wat de faculteit en wat de universiteit is, wanneer ik met beide even onbekend ben? Ik schaam me nu al over zoveel verweerschriften. Liever zou ik door het uitgeven van goede boeken die bij het nageslacht blijven bestaan een overwinning op dat monster willen behalen. Voor wat je me over de aanvoerders van dat onstuimig optredenGa naar voetnoot12. schrijft, ben ik je dankbaar. Over een antwoord zal ik zorgvuldig nadenken. Naast mijn zwakke gezondheid en teveel werkzaamheden heb ik last van enkele duistere figuren die de een na de ander door die evangelischen in het geheim tegen mij worden opgezet. Nu heb ik naast die ThrasoGa naar voetnoot13. met een adder te maken, een jongemanGa naar voetnoot14. die door een ziekte zijn fatsoen en verstand heeft verloren. En er is geen hond zo smerig, dat hij aan zaken die al zo uit de hand zijn gelopen geen schade kan toebrengen. Ik denk dat minder moeite kost met de hele theologische faculteit slaags te raken dan met dergelijke mesthopen. Het ga je goed. Misschien zal ik via AntonGa naar voetnoot15. uitvoeriger schrijven. Een vriend berichtte mijGa naar voetnoot16. dat je dreigende taal laat horen alsof je de theologen namens mij schrik wilde aanjagen. Als je dat met ongeacht welke bedoeling toch doet, levert dat een diepe haat tegen mij op. Middelen tegen ziekte kunnen mij niets schelen. Ik heb lang genoeg geleefd, om niet te zeggen te lang. Dit is alles wat ik op jouw briefGa naar voetnoot17. kon antwoorden. Het ga je goed. Bazel, 1528 |
|