2041 Aan Girolamo Aiazza
Bazel, 3 september 1528
Erasmus van Rotterdam groet Girolamo Aiazza
Zeer geëerde heer. Ik ben zeker van mening dat het devoot is te bidden of een mis op te dragen voor de doden, maar als ik überhaupt ergens een neus voor heb, is het verhaal van het spook een verzinsel van monniken die graag liegen maar er niet bedreven in zijn. Ze zijn wonderbaarlijk gesteld op het vagevuur, omdat het heel nuttig is voor hun keukens. Ik voorzie - zoals het nu gaat - dat deze overwinning niet naar Christus zal gaan, maar naar de begeerten van enkele lieden die eerder hun eigen belang dienen dan dat van de godsdienst. Het is aan Christus hierover te oordelen, maar wij verdienen het nog niet dat hij ons genadig is.
Voor de grap noemt u me een hieronymiaan,Ga naar voetnoot1. maar om u niet in onwetendheid te laten: tegenwoordig ben ik meer een augustijn. Want met enorm veel moeite ontdoe ik de hele Augustinus van fouten, terwijl ik van de werken van Hieronymus alleen de brieven op mij heb genomen. Augustinus is inmiddels voor het grootste deel gedrukt. Ik ben u dankbaar voor uw belangstelling voor mij, wat ik niet anders dan met wederzijdse genegenheid kan laten blijken.
Het ga u goed.
Bazel, 3 september 1528