De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2034 Aan Sigismund I
| |
[pagina 230]
| |
heid die ik alleen door de loftuiting van veel mensen kende, aan den lijve heb mogen ondervinden. Uw minzaamheid, omdat u zo vriendelijk over Erasmus oordeelt en omdat u de goedheid had mijn beperkte talenten met zo'n belangrijke getuigenis te eren en die getuigenis niet alleen in een zeer vriendelijke brief wilde vastleggen maar ook met een rijk geschenk wilde bevestigen. Uw godsdienstigheid, omdat u alle voorspoed van uw rijk niet aan uw eigen inspanningen of plannen, maar aan Gods goedheid toeschrijft. Wie zou zulke godsdienstige, christelijke woorden, afkomstig van zo'n grote koning, niet koesteren? Het is waar wat Salomo schrijft: ‘De gedachten van de koning zijn in de macht van God, hij leidt ze waarheen waar hij maar wil’.Ga naar voetnoot3. Maar goede koningen komt pas echt lof toe, als zij op hun beurt hun gedachten naar God laten leiden, de koning van alle koningen. En als zij zich altijd baseren op zijn wil - want zonder zijn leiding zijn de pogingen van de mensen vergeefse moeite - en al hun handelingen zo verrichten dat ze weten en zich ervan bewust zijn dat al wat zij ook doen, dit doen voor aangezicht van hem, die even goed rechter is over koningen als over gewone mensen. Maar door die christelijke bescheidenheid van u, roemvolle koning, verliest u geen lofprijzingen, maar maakt u die juist tot iets van uzelf. U zou ze verliezen als u hem niet erkent aan wie alle glorie toekomt. Het is onmogelijk iets voorspoedig of gelukkig te noemen, wat die schepper van al het geluk niet heeft gezegend. Alles wordt onder een gunstige gesternte en met goede voortekens volbracht, wat wordt gedaan naar de voorschriften van hem die zei: ‘Door mij regeren koningen, bepalen heersers wat rechtvaardig is; vorsten heersen dankzij mij, ik laat leiders rechtvaardig regeren’.Ga naar voetnoot4. Zo sprak de eeuwige wijsheid, die de zoon van God is. Maar wat schrijft de wijsheid aan koningen voor? ‘Liefde’, zegt hij ‘en trouw beschermen de koning, liefde schraagt zijn troon’.Ga naar voetnoot5. Barmhartigheid betoont hij in het bemoedigen van verdrukten, liefde voor de waarheid bij integere rechtspraak, zachtmoedigheid bij het matigen van de strengheid van de wetten. Het is de belangrijkste taak van koningen om weduwen bij te staan, wezen hulp te bieden en iedereen die wederrechtelijk wordt onderdrukt tegen geweld te beschermen. Gewoonlijk verplichten zij zich ook met een eed hiertoe, wanneer zij aan de macht komen. Waarheid heeft twee metgezellen: wijsheid en standvastigheid. Wijsheid verlicht de ogen waarmee men ziet wat goed is, wat verkeerd, wat nuttig is voor de staat en wat niet. Standvastigheid zorgt ervoor dat onze geest sterker is dan alle onze begeerten en dat hij niet door woede, liefde en haat van het goede verwijderd raakt. Zachtmoedigheid tem- | |
[pagina 231]
| |
pert de noodzakelijke strengheid met mildheid. Want de wet schrijft voor iedereen onpartijdigheid voor, maar niet alles past voor iedereen. Deze matiging van het publiekrecht, die zij onpartijdigheid noemen, wordt van een koninklijk hart als van een orakel verlangd. Wijze mannen hebben immers terecht gezegd dat de koning de levende wet is.Ga naar voetnoot6. De wet kent weinig woorden, maar de omstandigheden van feiten en personen zijn eindeloos. Als het hierom gaat spreekt de koning dus in plaats van de wet, maar hij doet geen andere uitspraak dan wat de wet zelf zou zeggen als zij ons op alles een antwoord kon geven. Zachtmoedigheid is niet onmiddellijk aan een oorlog beginnen wanneer een aanleiding daartoe wordt gegeven, maar geen enkele manier onbeproefd laten als een zaak zonder oorlog kan worden beslecht. En soms is het verstandiger onrecht door de vingers te zien dan het met wapens te bestrijden. Zachtmoedigheid is, als een oorlog op geen enkele manier vermeden kan worden, deze zo te voeren dat er zo weinig mogelijk bloed wordt verloren en dat hij zo snel mogelijk wordt beëindigd. Het is aan deze wijsheid die allerlei goeds met zich meebrengt, dat SalomoGa naar voetnoot7. vroeg zijn troon als een uiterst betrouwbare en vastbesloten raadsvrouw voor altijd bij te staan. Ook de ouden zagen iets dergelijks als door een wolk. Want we lezen dat de Egyptenaren met hun hiërogliefenschrift het beeld van een koning doorgaans zo weergaven dat ze een oog aan de scepter toevoegden. Met de scepter wezen ze op een rechtvaardige, integere en onbuigzame geest en met het oog op de wijsheid, die laat zien wat betamelijk is en wat niet. Dezelfde deugden prezen zij ook met andere symbolen aan door boven op de scepter een adelaar aan te brengen en aan de onderkant een nijlpaard. Met de adelaar bedoelden ze een heldere blik en minachting voor het laag-bij-de-grondse, en met het nijlpaard woede en wildheid die door de rede worden onderdrukt - dit dier is immers ontembaar en wild.Ga naar voetnoot8. Want er kan geen gerechtigheid bestaan tenzij wanneer er een waarlijk verheven verlichte en scherpziende geest aanwezig is, sterker dan alle menselijke gevoelens die doorgaans de rede overschreeuwen. Ook al straalt u, onoverwinnelijke koning Sigismund, deze goede eigenschappen uit, toch zijn ze pas werkelijk van u, als u, zoals u doet, deze aan God toeschrijft, uit wie alle goeds in ons voortvloeit. Bij materiële goederen is wat we naar een ander hebben overgebracht, niet langer van ons, bij geestelijke goederen gebeurt echter het tegenovergestelde: wat we aan God toeschrijven, begint van ons te worden. | |
[pagina 232]
| |
Maar ik laat me verder meevoeren dan de lengte van een brief toelaat. Rest mij nog de goede en almachtige Christus te vragen dat hij zijn geschenken bij u beschermt en altijd met nieuwe vermeerdert. En dat hij alle vorsten met eenzelfde geest bezielt, zodat, wanneer zij eensgezind en geadviseerd door de hemelse wijsheid beslissingen nemen die heilzaam zijn voor de publieke zaak en Christus behagen, deze storm van menselijke gebeurtenissen eindelijk tot bedaren komt. Graag aanvaard ik de gunst die u mij, zonder dat ik het verdien, in uw zachtmoedigheid zo vrijgevig verleent en betuig ik u de grootst mogelijke dank. Maar ik weet niet wat ik u op mijn beurt kan beloven, behalve een dankbaar hart dat niets zal vergeten en al wat een nietswaardige dienaar zo'n machtige koning aan dienstbaarheid kan bieden. Moge de Heer Jezus al uw besluiten zegenen. Bazel, 28 augustus 1528 Eigenhandig ondertekend door de nederige dienaar van uwe doorluchtige majesteit, Erasmus van Rotterdam |
|