De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2023 Aan Charles Blount
| |
[pagina 211]
| |
Dat is de vurige wens van je liefhebbende vader en daarvoor zijn de schitterende fundamenten al gelegd, nu je de eerste beginselen van de beide talen hebt geproefd, voor zover je dat op jouw leeftijd aankunt.Ga naar voetnoot1. Ook word je van alle kanten geprikkeld en subtiel aangemoedigd om door te gaan. In de eerste plaats door je eigen vader, vervolgens door het meisje van zeer hoge afkomst dat bijna net zo oud is als jij, prinses Mary,Ga naar voetnoot2. dochter van een geleerde koning en van een even geleerde als godvruchtige koningin. Zij schrijft al brieven in goed Latijn die laten zien dat zij een aanleg heeft die bij een dergelijk geslacht past. En ten slotte door al die meisjes van de familie More, als het ware een koor van de muzen. Daarom denk ik dat niet nodig is iemand aan te moedigen die uit zichzelf hard rent.Ga naar voetnoot3. Aangezien ik de Adagia al lang geleden aan jouw vader heb opgedragen,Ga naar voetnoot4. besloot ik je slechts aan te moedigen om jezelf ook bij dit bezit aan te sluiten. Je zult geen enkele afbreuk doen aan de roem van je vader, maar veel glans aan het werk toevoegen en ten slotte zal het je, als ik mij niet vergis, een voordeel opleveren waarvan je zeker geen spijt zult krijgen. Het is niets nieuws hetzelfde werk aan meer mensen op te dragen. En als het nieuw was, zou ik antwoorden dat een vader en zijn zoon die sterk op zijn vader lijkt, eerder als één dan twee personen beschouwd moeten worden. Want wat is een zoon anders dan zijn vader die in een ander weer jong wordt? En misschien heeft je vader vanwege zijn werkzaamheden aan het hof onvoldoende tijd om aan dit soort aangelegenheden aandacht te schenken en draagt hij nu als een vermoeid iemand de fakkelGa naar voetnoot5. aan jou over. Jij moet daarom, mijn beste Charles, het werk dat ik aan je vader heb opgedragen lezen, en je onder het lezen voorstellen dat Erasmus, eens de leermeester van je vader, met jou spreekt. Moge de Heer Jezus je bewaren en jou levenslang voorspoed bezorgen, hooggeachte jongeman. Bazel, 13 augustus 1528 |
|