De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2014 Van Erasmus Schets
| |
[pagina 187]
| |
dat het geld één pond aan waarde verliest. Ik weet niet of dit verdwenen is bij degenen in Canterbury en Londen die het geld aan de Italianen hebben overhandigd, of juist bij de Italianen, die zich wellicht met deze geldwisseling meer rente hebben gegund dan aanvaardbaar is. Dit was niet nodig geweest, als ze het geld, waarvan ze willen dat het goed bij jou terecht komt en voordelig wordt gewisseld, eenvoudig aan Luis de Castro zouden geven. Als ze het zo zouden doen, zou jij je door deze verliesgevende praktijken niet bezwaard voelen. Pieter Gillis heeft mij de wisselbrief van de Italianen overhandigd, want dankzij hem heb ik dat geld van de Italianen ontvangen. Daarop stond alleen het bovengenoemde bedrag dat ik van hen heb ontvangen, en daarom kon ik niet méér vragen. Als in de wissel duidelijk had gestaan dat deze Italianen in Engeland veertig pond hadden ontvangen met de belofte die naar hun waarde hier te overhandigen, dan had ik met een duidelijk bewijs hun misschien om een verantwoording voor de geldwisseling kunnen vragen en de te hoge rente kunnen voorkomen. Bovendien schrijf je dat je niet wil dat Pieter Gillis bij jouw zaken wordt betrokken en dat ik moet voorkomen dat de Engelsen of iemand anders weten hoeveel geld van jou bij mij wordt bewaard. Daar zal ik voor zorgen, zodat jij je daarover niet ongerust hoeft te maken. Want tot nog toe is niemand dat te weten gekomen en zal dat bij niemand gebeuren. Verder vraag je mij om je een kwitantie te sturen van jouw geld dat bij mij wordt bewaard. Onlangs schreef ik je in het kort dat ik zeshonderdveertig Hollandse guldens van je in bewaring heb, waarvan je nu een meer gedetailleerde verantwoording wil hebben. Om te beginnen heb ik via de eerdergenoemde wissel die Pieter Gillis mij liet zien vijftig Vlaamse ponden, elf schelling en acht groten ontvangen, die - gewisseld in guldens, waarvan er zes in een pond gaan - uitkomen op driehonderddrie en een halve gulden. Daarnaast ontving Luis de Castro in Engeland uit handen van jouw QuirinusGa naar voetnoot5. vijfendertig pond aan muntgeld, zoals nu het bedrag is. Luis heeft die uiterst betrouwbaar met mij voor vijfenveertig Vlaamse ponden, vijf schilling en zes groten gewisseld, wat neerkomt op tweehonderdeenenzeventig gulden en dertien stuivers. Bovendien heb ik van Jan de Hondt het halve jaargeld, vijfenzestig gulden, ontvangen. Daaruit blijkt dus dat deze inkomsten in totaal uitkomen op de bovengenoemde zeshonderdveertig guldens en drie stuivers. Frans van der Dilft heeft een poos geleden hieraan achtentwintig gulden toegevoegd.Ga naar voetnoot6. Zo heb ik uiteindelijk zeshonderdach- | |
[pagina 188]
| |
tenzestig gulden en drie stuivers van jou in bewaring. Wat ik verder ontvang zal ik eraan toevoegen, en wat je me opdraagt zal ik van het totaalbedrag afhalen. Deze brief van mij kan voor jou als een wissel of kwitantie gelden. Want een duidelijkere uitleg en overzicht van jouw vermogen kon ik niet geven. Ik zal ervoor zorgen dat de heer Jan de Hondt wat hij je na het verstrijken van de betaaltermijn van het jaargeld nog verschuldigd is, zo snel mogelijk betaalt. Luis de Castro heb ik geschreven dat hij zelf een onderhoud moet hebben met de zeer eerwaarde bisschoppen van Canterbury en LondenGa naar voetnoot7. en daarbij moet zeggen dat ze jouw geld alleen aan hem dienen te geven, als ze willen dat het goed bij jou terecht komt en voordelig wordt gewisseld. Ook dient hij hen te herinneren aan de resterende twintig pond uit 1527,Ga naar voetnoot8. en dat op een discrete manier. Ik ben er zeker van dat hij, omdat hij weet wat raadzaam is, al jouw belangen met de grootste zorg zal behartigen. In de brief van de aartsbisschopGa naar voetnoot9. las ik hoe gunstig de koning en voornaamste personen van Engeland jou gezind zijn en hoe zij jouw geschriften en studies steunen. Dat deed me natuurlijk genoegen. Ze sporen je heel vaak aan naar Engeland te verhuizen. Maar als je moest verhuizen, kon je volgens mij naar geen plaats rustiger vertrekken en nergens rustiger leven dan hier bij ons. Jouw bediende Quirinus,Ga naar voetnoot10. die mij kort geleden je brief bezorgde, is verder gereisd naar Holland en verblijft daar een poos. Ik weet niet wat voor zaak hem heeft opgehouden. Als een andere bode zich aandiende, zou ik besluiten deze brief niet langer achter te houden. Ik weet niet wat ik je verder moet schrijven, behalve dat ik je van harte groet en je veel gezondheid en voorspoed toewens. Antwerpen, 27 juli 1528 Je toegenegen Erasmus Schets Aan Erasmus van Rotterdam, een hoogstaand man en zeer belezen in de Heilige Schrift. Te Bazel |
|