2012 Van Hieronymus Artolf
Besançon, 22 juli 1528
Hieronymus Artolf uit Graubünden groet Erasmus van Rotterdam
Ik heb al vaker geprobeerd u iets te schrijven, zeer geleerde Erasmus, om daarmee mijn gevoelens voor u kenbaar te maken, hoewel deze man uit Graubünden al lang bij Erasmus bekend staat als iemand die altijd en overal zichzelf is, namelijk een betrouwbare en eerlijke heraut van de loffelijke verdiensten van Erasmus en diens krachtige verdediger. Maar tot nog toe werd ik gedeeltelijk door mijn schaamte en gedeeltelijk door het besef van mijn onkunde en mijn onervaren boerenverstand ervan weerhouden een brief naar u te sturen, die een sieraad bent van volledige en ware geleerdheid. Uiteindelijk heeft de onvermijdelijkheid van het lot het gewonnen, zodat ik mij van al mijn schaamte heb ontdaan en mijzelf als het ware vermomd aan u vertoon om me uit te laten lachen. Ik zou willen dat heel veel gespreksstof beschikbaar was om u vrolijker zaken mee te delen, waardoor mijn brief u in uw verheven positie juist beter zou bevallen. Maar omdat de goden niet anders hebben besloten, moeten we wat er is gebeurd welwillend aanvaarden.
Om kort te gaan, de aartsdiaken van Besançon,Ga naar voetnoot1. uw meest toegewijde mecenas zoals u weet, is een paar dagen geleden overleden. Een steen in zijn blaas, die al lange tijd uit heel kleine steentjes was ontstaan, hield zijn urine ongeveer elf volle dagen zolang tegen, dat hij op den duur gedwongen was de urine die de opening van zijn maag binnenstroomde uit te braken. U kunt zonder meer begrijpen hoe gruwelijk en pijnlijk zijn dood was. Deze begon bij hem als het ware bij de laagste lichaamsdelen, waarbij de belangrijkste delen van het menselijk lichaam alleen door besmetting waren aangetast.
Maar wanneer ik u dit wat later dan zoals het hoort heb meegedeeld, moet u van mij aannemen dat dit is gebeurd omdat er gebrek aan koeriers was, maar vooral omdat ik pas in Dijon te weten kwam dat hij uw mecenas is geweest. Om het vermoeden van een gerucht dat zo maar zou kunnen ontstaan weg te nemen, zal ik u verder in het kort vertellen wat Nicolaus Episcopius onderweg is overkomen. Toen hij naar Dole reisde, viel hij toevalligerwijs in handen van een paar ruiters, door wie hij samen met zijn reisgenoten enkele uren geboeid werd vastgehouden. Maar zodra hij alleen maar de reden van zijn reis had gegeven, werden ze uiteindelijk keurig voor een maaltijd uitgenodigd en ongehinderd vrijgelaten. Want in het hele hertogdom Bourgondië voert die maarschalkGa naar voetnoot2. als bevelhebber tegenwoordig heel zorgvuldig de be-