De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2003 Van Alonso de Fonseca
| |
[pagina 171]
| |
We hebben uw verdediging gelezen,Ga naar voetnoot2. maar, omdat ik het druk heb met andere zaken, haastig. Vooral prettig eraan was dat u die zelfbeheersing - grotendeels dan (want door enkelen was het niet mogelijk dat over alles te zeggen) - en fatsoen hebt getoond waarvan ik hoopte dat u die in dit soort teksten zou tonen en waarop ik bij u zelfs had laten aandringen.Ga naar voetnoot3. Het is niet aan mij om over de rest te oordelen: Erasmus is zichzelf altijd trouw. Ga dus door met wat u doet, namelijk zich met de dag meer verdienstelijk te maken voor de christenheid, en tegelijk onsterfelijke roem voor uzelf te verwerven. Er is geen sprake dat die door de schaamteloosheid van uw rivalen enigszins verminderd wordt, integendeel, zijn schittering wordt door deze wrijving juist eerder sterker. Het opschonen van de werken van Augustinus, waarvoor u zich naar ik hoor inspant, is een taak die goed bij u lijkt te passen. Hij leek namelijk de enige uit de oudheid overgebleven auteur te zijn om met Erasmus als vroedvrouw voor ons opnieuw geboren te worden en van wie in het bijzonder ik zelf verlangde dat hij als enige uit velen helemaal hersteld werd, wegens een aangeboren neiging waardoor ik al vanaf mijn jeugd ben gegrepen door eerbied en bewondering voor deze grote man. Maar waarom zou ik u er te midden van uw vele werkzaamheden niet naar mijn vermogen toe aansporen te voltooien waar veel mensen u naar ik weet al lang met zeer grote inzet toe uitnodigen en waar u zelfs al uit uzelf en zelfs met veel succes aan bent begonnen? Aangezien u tot nu toe zoveel moeite in het versterken en beschermen van de christelijke studies hebt gestoken, moet u van nu af aan net zoveel moeite steken in het bestrijden van nieuwe dwalingen, of eerder oude die opnieuw de kop opsteken. We zien deze met de dag alsof het onkruid is de wijngaard van de Heer, waarin u naar vermogen arbeid verricht, compleet overwoekeren en de knoppen en de loten al zozeer in de weg zitten dat het gevaar dreigt dat, als ze verder zullen groeien, ze de planten die daar wel horen door hun onzuiverheid volledig uitdrogen en doden. U zult tenminste een daad stellen die uw geleerdheid en uw geloof waardig is. Verder zult u uw Duitsland te hulp komen, dat door zoveel sekten is besmet, door zoveel dwalingen bevangen en ten slotte door zoveel onenigheid en opstanden al in verval raakt en te gronde gaat. Zelfs wanneer het christelijk geloof volstrekt niet in aanmerking zou worden genomen (waarvan wij overigens weten dat het uw eerste zorg is), zou de bijzondere luister en schoonheid van dit rijk niet alleen u maar iedere voorname burger toch ertoe moeten bewegen dit kwaad tegemoet te treden. Maar als het de overhand krijgt, zal uw staat zonder enige twijfel heel snel | |
[pagina 172]
| |
van de bloeiendste van alle de beklagenswaardigste en verdorvenste worden. Maar u hoeft bij mij nu niet aan te komen met dat gebruikelijke excuus van gebrek aan lichaamskracht en geleerdheid. Iedereen is ervan overtuigd dat Erasmus zelfs als enige van iedereen opgewassen is tegen zo'n grote taak als deze, niet zozeer door de hulp van uw welsprekendheid en geleerdheid, waarvan de wereld sowieso weet waar ze toe in staat zijn, maar door het vertrouwen dat u bij iedereen geniet en uw gezag. Daarom valt het te verwachten dat er bij deze zaak zeer veel invloed zal uitgaan van een man die niet vooraf overladen is met weldaden van de aanzienlijken, en zelfs uit eigen vrije wil elke toegang tot groter vermogen voor zichzelf in de toekomst heeft afgesloten, iemand van wie men dan ook kan geloven dat hij aan het gevecht is gaan deelnemen, niet daartoe gebracht door ziekelijke vleierij, niet door de verleiding van hebzucht of ambitie, maar door een vroom verlangen. Bijna niemand anders zal kunnen deelnemen van wie men niet denkt dat hij het belang van zijn eigen klasse behartigt of de macht van weinigen dient, en zich aan precies die zonden overgeeft die bij uitstek het brandhout voor dit vuur verschaften. Maar het is een taak vol gevaren en vol moeilijkheden. Want we moeten ofwel de aanzienlijken schaamteloos vleien ofwel door veroordeling van hun morele gedrag hun haat opwekken. Wat moeten we dan doen? Zullen we vanwege dit probleem de verdediging van het ware geloof opgeven en toestaan dat de zonden van de mensen de zuiverheid van de kerk aantasten, zodat zij lijkt te boeten voor onze fouten? Ja, het zal zelfs mogelijk zijn de zaak zo te regelen dat zowel de waanideeën van onze tegenstanders als de verdorven zeden bij ons zelf als een dubbele beloning van onze inspanningen worden gecensureerd. Dan zal, wanneer de laatstgenoemden weer verstandiger worden en de eerstgenoemden hun verstand überhaupt terugkrijgen, en nadat er eens een duurzame vrede tussen de vorsten is gesloten, de staat eindelijk zonder onlusten en zonder politieke onrust ingericht en georganiseerd gaan worden. Maar waarom vertel ik u dit, die dit allemaal beter veel beter weet? De verontschuldiging die u aanvoert om niet naar ons te hoeven reizen accepteren wij graag, aangezien het niet anders kan, en afgezien daarvan weet ik heel goed dat u beter aan uzelf rekenschap zult kunnen geven van zo eervolle rust dan van een reis, en verder dat het voordeel van dit besluit zich zal uitstrekken tot meerdere mensen doordat u zich voortdurend aan de studie wijdt. Om dit deels te ondersteunen hebben wij ervoor gezorgd dat er een wissel naar u wordt gestuurd.Ga naar voetnoot4. Eens zal zich de gelegenheid voordoen om vrijgeviger tegenover u te zijn. Vaarwel en wees ons genegen. Madrid, 29 juni 1528 |
|