2001 Van Erasmus Schets
Antwerpen, 24 juni 1528
Hartelijk gegroet. Ik heb je voor het laatst in de maand mei geschreven, via jouw koerier Quirinus,Ga naar voetnoot1. die naar ik geloof en hoop behouden bij jou is aangekomen. Sindsdien heb ik klaargezeten in afwachting van een brief van jou, die ik tot nu toe niet heb aangetroffen.
Ik heb jou geschreven over het geld dat in Londen bij Weldanck in bewaring was gegeven, de hele reeks gebeurtenissen, en dat het ten slotte Tunstall zelf was die, nadat het geld was teruggehaald, het met hulp van een zekere Italiaan in wissels daarheen naar Pieter Gillis heeft gestuurd, dat wil zeggen deze negentig nobels, die zo lang bij Weldanck verborgen waren. Deze zijn bij de overige zevenentwintig opgeteld, wat samen honderdzeventien nobels maakt, van welke soort drie één pond sterling maken, en niet in de soort die van goud is geslagen, zodat de hierboven genoemde honderdzeventien nobels neerkomen op negenendertig ponden sterling, die Tunstall heeft gewisseld voor vijftig pond elf schelling en acht penning in Vlaams geld.Ga naar voetnoot2.
Op basis hiervan is het duidelijk dat de betaling van jouw jaargelden in Engeland onmiddellijk na de waardevermindering van goud heeft plaatsgevonden. Het zou geen slecht idee zijn mij te laten zien hoe jouw Engelse jaargelden geregeld zijn. Ik zou instructies kunnen geven aan Luis de Castro, die er jaarlijks in jouw naam beleefd om zou kunnen vragen, wat jou, en hen die graag willen dat het jou wordt gegeven, zou ontlasten. Voor hen is het misschien een last zorg te dragen voor een goede wisselkoers voor wat ze geven. Luis bewijst je namelijk graag een dienst.
Wat ik voor de rest aan geld heb ontvangen in jouw naam, weet je uit het verslag in de brief die ik met Quirinus heb meegegeven.Ga naar voetnoot3. De waarde en het totaalbedrag van het geld in mijn bezit dat ik tot nu toe ontvangen heb, is namelijk zeshonderdveertig Brabantse florijnen; wat ik daarna zal ontvangen, zal ik erbij optellen, en ten slotte zal ik doen wat je zult opdragen.