1995 Van Hermann von Wied
Brühl, 25 mei 1528
Hermann, bij de gratie Gods aartsbisschop van Keulen, keurvorst van Westfalen, en hertog van Enger, etc. groet Erasmus van Rotterdam
Eerbiedwaardige, oprecht geliefde broeder, een paar dagen geleden is ons uw brief bezorgd, waarmee u ons op zonder meer zeer vriendelijke en ook erudiete wijze tot uw vriendschap heeft willen uitnodigen. U schrijft ons in overeenstemming met uw vriendelijkheid bovendien enkele kwaliteiten toe, waarvan wij vermoeden dat ze toch eerder uit uw gevoelens van vriendschap dan uit een juist oordeel voortkomen. Desalniettemin zullen wij het ons graag laten welgevallen door u te worden geprezen, als een soort Cyrus door Xenophon,Ga naar voetnoot1. met in elk geval als resultaat dat wij vooral door uw advies duidelijker kunnen zien welke verplichtingen wij tegenover de christenheid en zelfs tegenover ons zelf hebben. Daarom bestaat er geen reden dat u ons zo dringend aanspoort vriendschap met u te sluiten. Want bij het horen van uw naam, waarmee u niet weinig eer aan de letterenstudies heeft verleend, werden wij onmiddellijk gegrepen door een zekere aandrang tot genegenheid voor u als het ware. Inderdaad, is bij ons de wil aanwezig, ook al hebben wij misschien niet de mogelijkheid u dit terstond te verschaffen. Maar u kunt er zeker van overtuigd zijn dat wij niets belangrijker achten dan dat de christenheid en tegelijk de wetenschap, nadat de wortels van de doornstruiken zijn uitgetrokken, ongehinderd en beschermd bloeien. Dit is waar geleerde mannen zich dagelijks voor inspannen, maar vaak nog vruchteloos, omdat er altijd die tegenstrever is, die er gedurende de nacht onkruid tussen zaait,Ga naar voetnoot2. en om meer schade toe te brengen zelfs distels laat groeien, waardoor het goede zaad van de Heer wordt verstikt.Ga naar voetnoot3. Maar gaat u door voor zover het in uw vermogen ligt met de korenschop van de leer van het evangelie de dorsvloer die al lange
tijd vol ligt met raaigras en kaf, te reinigen.Ga naar voetnoot4. Voor zover het voor ons van belang is zullen wij graag ook onze hulp aanbieden in deze taak, in de hoop dat eens door de schitterende genade van de Heer onze God de vrede tussen de christelijke vorsten tot stand zal komen. Zonder dit is de inspanning van eenieder die zich inspant de wortels van dwalingen uit te rukken, tevergeefs. Ondertussen vragen wij de steun van uw gebeden, zodat wij ons trouw en ook op een zinvolle manier aan de taak wijden die ons is toevertrouwd. Vaarwel. Vanuit mijn kasteel te Brühl, 25 mei 1528