De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1992 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 133]
| |
met hem heb verzoend? Zelfs wanneer dit ten dele waar zou zijn, wat is dan de reden dat zij die zichzelf aanprijzen met het etiket van het evangelie en overal vrede en vergeving prediken, uitgelaten zijn, juichen en jubelen? Laten ze zich maar inbeelden dat ik Eppendorf heb gekwetst, laten ze zich maar inbeelden dat ik door hem ben gekwetst, laten ze zich maar inbeelden dat elk van beide door de ander is gekwetst, laten ze zich ten slotte maar inbeelden dat er geen beledigingen hebben plaatsgevonden, dat onze vriendschap door menselijke verdenkingen en beschuldigingen van intriganten is verbroken. Is het gepast mij hiervoor te bespotten, of is het beter beiden met de herstelde eendracht te feliciteren? Waar is nu die geest van het evangelie die hen altijd op de lippen ligt, die wordt beschreven in hun brieven? Waar is de christelijke naastenliefde die zich over niemands ongeluk verheugt? Maar ze applaudisseren voor Eppendorfs overwinning. Er waren mensen die applaus gaven voor Huttens vermetelheid en niet ten onrechte, als zijn overmoed succes had gehad. Hij pretendeerde immers een voorvechter van de waarheid van het evangelie te zijn, hoewel niemand hun evangelie meer in de weg stond. Maar wat hebben zij toch met Eppendorf te maken? Denken ze soms dat hij Hutten heeft opgevolgd? Of hij dit heeft gedaan weet ik niet; ik geloof niet dat hij dit pretendeert. En als hij dit zou pretenderen, wat heeft die kwestie met de waarheid van het evangelie te maken? Maar zich zonder reden verheugen over andermans ongeluk getuigt eerder van een zekere beestachtige kwaadaardigheid, dan dat het ook maar enigszins getuigt van de geest van het evangelie. Nu zal ik onthullen hoe zij zich daarin tevergeefs hebben verlustigd. Ik zal hier niet het geschilpunt dat tussen ons bestaat oprakelen, om te voorkomen dat ik mijn belofte lijk te zijn vergeten om de beledigingen en verdenkingen uit het verleden te vergeten.Ga naar voetnoot1. Wel zal ik zeggen dat ook Eppendorf zelf mijn verdiensten jegens hem niet ontkent, en verder dat er niets is waarin ik van minder vriendschappelijke gevoelens voor hem blijk heb gegeven, hoewel hij op talloze manieren zijn vijandige gevoelens voor mij duidelijk heeft laten blijken, zodat hij net zo goed een gegronde reden had mij te bedanken, als ik een gegronde reden had mij bij hem te beklagen, als ik gewild of de tijd gehad zou hebben. Maar, zoals Paulus zegt, een dienaar van de Heer moet geen ruzie maken,Ga naar voetnoot2. en als vroomheid dit niet zou verbieden, dan nog heb ik ervaren hoe door lijdzaam geduld gemoedsrust wordt verkregen. Maar ik zal niet mijn verdiensten jegens hem in herinnering brengen; ik zal vertellen wat hem geërgerd heeft. | |
[pagina 134]
| |
Ik had keer op keer aan hertog Georg geschreven met het verzoek de jongeman, die verder begiftigd was met de goede gaven der natuur, van nietsdoen en het leven van genot dat hij zoveel jaren leidde, weg te roepen naar een of andere deugdzame invulling ervan.Ga naar voetnoot3. En ik heb hemGa naar voetnoot4. hier zowel mondeling in eigen persoon als in brieven bij mijn afwezigheid herhaaldelijk toe aangespoord. Als hij mijn advies zou hebben opgevolgd, zou hij in plaats van de rookwolken van zijn grootspraak, waarmee hij nu zijn tijd vult in het gezelschap van jongeren zonder verantwoordelijkheidsgevoel en waarvoor hij niet zelden wordt bespot, misschien al blijvende en echte roem genieten bij aanzienlijke mannen en geleerde mensen. En ik heb hem hierbij mijn hulp toegezegd. Ik hoorde dagelijks de praatjes en het gefluister van de mensen: ‘Waarom blijft hij hier zoveel jaren hangen en keert hij niet terug naar zijn familie? Wat voert hij in zijn schild? Waar haalt hij het vermogen voor zulke grote uitgaven vandaan? Op wie gaat zijn stamboom terug? Waar heeft hij zijn kasteel? Waarom heeft hij dat verlaten? Wat heeft hij met Hutten te maken, die wegens overduidelijke misdaden nergens meer veilig was? Wie zal zijn schulden betalen die hij overal maakt?’ Deze en vele andere dingen die ik nu liever niet wil vertellen, werden rondgebazuind door verstandige mensen, zelfs door hen die goede vrienden van hem leken. En ondertussen hield hij niet op mij het studeren moeilijk te maken door herhaaldelijk briefjes hierheen te sturen waarin hij met de ergste dingen dreigde. Ik wendde me tot de wijsheid van de hertog met het verzoek tegelijk voor zijn welzijn en mijn rust te zorgen, weliswaar in mijn belang, maar tot groter voordeel van Eppendorf. Wat kan meer van vriendschap getuigen dan deze intentie? Zou een broer niet hetzelfde voor zijn broer, een vader voor zijn zoon schrijven? Dit alles, waarvan ik wist dat het een feit was, heb ik niet ontkend; de brief waar hij mee aan kwam zetten, heb ik niet willen erkennen, aangezien die onbekend voor me was.Ga naar voetnoot5. Hij was geschreven in een barbaarse hand, zonder consul, zoals ze zeggen,Ga naar voetnoot6. en dag; hij was niet ondertekend en hij had geen zegel. Het was mogelijk dat iemand hem had vervalst; het was mogelijk dat iemand had toegevoegd wat hij wilde. Wat zou dommer zijn dan dat ik zo'n brief, waarvan hij beweerde dat hij verscheidene jaren geleden was geschreven, had erkend? Tenzij ze misschien zouden denken dat ik alles onthoud | |
[pagina 135]
| |
wat ik ooit heb geschreven, terwijl ik afgezien van boeken soms op één dag veertig brieven schrijf, waarvan ik bijna geen enkele herlees. Ook deze brief had trouwens als strekking dat de hertog de jongeman zou aantrekken voor een of ander eervolle functie, waarin hij, nadat hij zijn pleziertjes had opgegeven, zijn verstandelijke gaven kon aanwenden. Dit was natuurlijk waar Eppendorfs klacht om draaide. Stel je voor dat dit wat scherper door mij was geformuleerd, het doel was toch zeker dat hij van nietsdoen en een leven dat aan het geklets van velen was blootgesteld, tot rijkdom en aanzien werd gebracht. Maar ik had een overvloed aan andere zaken om me over te beklagen, die ik liever wil onderdrukken dan dat ik enige aanleiding geef tot het tenietdoen van onze eendracht. Zo'n meedogenloze vijand was ik niet. Erkennen wat je in twijfel trekt is een teken van de grootste domheid. Genadig zijn wie jou zo bedreigt, is een teken van de grootste waanzin. Zelfs als hij een brief zou hebben overlegd die gelijkenis met mijn handschrift toont, zou het, tenzij het voor mij vast zou hebben gestaan dat hij door mij geschreven was, dom zijn geweest het onmiddellijk te erkennen, omdat jij erdoor geschaad zou kunnen worden. Sommige mensen zijn erin geoefend andermans handschrift met zo'n grote gelijkenis na te bootsen dat zelfs degene die wordt nageaapt het niet kan ontdekken. Alexander,Ga naar voetnoot7. de aartsbisschop van St. Andrew's, de zoon van Jacobus, de vroegere koning van Schotland,Ga naar voetnoot8. de broer van degene die nu regeert, deed dit voor de grap. Hij liet mij een in druk uitgegeven boek zien, waarvan ik zeker wist dat ik het nooit gelezen had. Hij had het van vele aantekeningen in de marges voorzien. Ik herkende meteen mijn handschrift. Ik vroeg hem waar hij het boek vandaan had. ‘Ik herken,’ zei ik, ‘de manier waarop ik schrijf, maar ik heb dit boek nooit gelezen of in bezit gehad.’ Hij zei daarentegen: ‘U hebt het ooit gelezen, maar u bent het vergeten, hoe verklaart u anders uw handschrift hier?’ Uiteindelijk bekende hij lachend zijn bedrog. Wat had die arme ziel - geen onbekende van Eppendorf - die een tijd geleden in Straatsburg in stukken eindigde, niet een drama's veroorzaakt door het handschrift van talloze mensen na te bootsen!Ga naar voetnoot9. Hebben vijanden vroeger soms niet geprobeerd de heilige Hieronymus met valse brieven, | |
[pagina 136]
| |
alsof ze door hemzelf geschreven waren, in diskrediet te brengen?Ga naar voetnoot10. Dit is een oud spel voor mensen die iets crimineels in de zin hebben. Ik zeg deze dingen niet omdat ik zou beweren dat iets dergelijks door Eppendorf lijkt te zijn gedaan, maar omdat het door een ander zou kunnen zijn gedaan. Daarom, omdat ik de brief niet erkende en hij mij niet door enig bewijs kon overtuigen, bleef er voor hem niets over dan zich over mij te beklagen; ik had meer reden om me over hem te beklagen, omdat hij om deze reden niet alleen harde eisen stelde, maar ook met wetten en rechtszaken dreigde. Stel je bovendien voor dat de dingen die hij oplas allemaal door mij geschreven zijn; ik heb niet ontkend dat ik ze heb geschreven, maar ik heb ontkend dat ik ze herken. En als ik zou hebben ontkend dat die brief waar hij mee aan kwam zetten door mij geschreven was, zou ik op geen enkele manier hebben gelogen. Het was immers mijn handschrift niet. Nu zal met afkeuring worden geroepen: ‘Boze opzet.’ Nee integendeel, het is een leugen om bestwil wanneer iemand die het verdiend bedrogen te worden, voor een goed doel wordt bedrogen. Zo bedriegt een arts een zieke. Zo bedroog Christus soms de joden, omdat ze het verdienden; zo bedroog hij de apostelen, omdat het nuttig was. Maar dit zeg ik ten overvloede. De brief van de vorst, waarin hij Heinrich Eppendorf beval op te houden mij aan te vallen, liet toch zeker zien dat ik zulke dingen als zijn brief bevatte niet geschreven had. Ik kan zonder schande voor hem eerlijk toegeven dat er, afgezien van de vriendschap die alle christenen onderling gemeen moeten hebben, geen reden bestaat waarom ik Heinrich Eppendorf zou willen zien of horen. Want die minder oppervlakkige en heiligere soort van vriendschap, die een overeenkomst van interesses onder goede mensen tot stand brengt, is er tussen ons nooit geweest, en als hij er zou zijn, zou ik hem gemakkelijk beëindigen. Niet omdat ik erop uit zou zijn hem dwars te zitten en ervoor te zorgen dat jan en alleman hem daardoor minder belangrijk vindt dan hij zelf wenst te worden gevonden, maar omdat voor een oude man die heel anders leeft, de affectie van zo'n jeugdige vriend niet nuttig of eervol kan zijn. De kern van deze overeenkomst was dat hij mij niet zou lastigvallen en niet door laster zou beschadigen, wat zelfs voor een willekeurige boef haalbaar is. ‘Maar hij,’ zeggen ze ‘schreef de voorwaarden voor, jij hebt ze geaccepteerd.’ Ik heb de voorwaarden geaccepteerd, ik geef het toe. Maar ik heb geen schuld bekend: daarom won ik wat betreft liefde voor de vrede, verloor ik niet wat betreft de zaak. Of raadt het evangelie ons soms niet aan een | |
[pagina 137]
| |
geschil met een tegenstander te beëindigen voordat we bij de rechters komen?Ga naar voetnoot11. Wie voorwaarden accepteert is niet meteen een verliezer. Want weldenkende mannen willen een zaak met een schaamteloze procespartij vaak liever schikken dan hun recht doen gelden, en niet zelden betalen ze een smerige lasteraar en verwerven ze de vrede tegen betaling. Rust is een dure zaak. Wie het tegen betaling heeft verworven, heeft weinig betaald. Bovendien accepteert een reiziger soms de voorwaarden van zeerovers, struikrovers en moordenaars en bedankt ze. Zo zou ik mijn rust terugkopen van een pooier, van een clown, van een dronkenlap, van een gek, zelfs van een Turk. Bovendien kopen we soms stilte van een lastige hond door hem een bot toe te werpen, zelfs als hij slechts blaft tegen pratende mensen en niet in staat is om te bijten. Ik zou niet willen dat het erop lijkt dat ik deze dingen tegen Eppendorf zeg, maar tegen degenen die zulke dingen rondbazuinen en met hun streven mij te beschadigen, hun lieveling in opspraak brengen. Ten slotte, als hij een aanzienlijke som geld van mij zou hebben afgeperst, zou niemand met verstand die elk van ons beiden kende, iets anders vermoeden dan dat ik iets zeer waardevols goedkoper had teruggekocht. Aangezien rust, die mij altijd al veel waard en aangenaam is geweest, op dat moment voor mij, druk bezet als ik toen was met vele en verschillende werkzaamheden, zelfs noodzakelijker was dan ooit. Tot op de dag van vandaag heb ik niemand voor het gerecht gedaagd en ben ik ook door niemand aangeklaagd. En ik heb zo weinig rust dat ik met moeite op de been blijf te midden van deze werkzaamheden die ik volbreng om de wetenschap in het algemeen vooruit te helpen. Ook moest er in het Duits geprocedeerd worden,Ga naar voetnoot12. in ieder geval via advocaten. Maar welke vriend had ik met zo'n taak durven opzadelen? Daar komt bij dat in een zodanig verpeste samenleving geen levend wezen zo onbetekenend, zo verachtelijk, zo waardeloos is dat hij het welke goede man dan ook niet moeilijk zou kunnen maken. Daarom heb ik hiervoor gekozen, wat zowel voor mij als voor mijn vrienden gemakkelijker was, en christenen waardiger. Deze dingen had ik kunnen zeggen, zelfs als ik voor mij zware bepalingen had geaccepteerd. Maar wat is er met rechtvaardige voorwaarden dat ze door gezanten en koeriers moeten worden verspreid? Want ik kan niet geloven dat Eppendorf van zo weinig vertrouwen is dat hij na het handen schudden, na de afspraak alle beledigingen en verdenkingen voor altijd te vergeten, na het aangaan van een wedstrijd in vriendelijkheid en welwillendheid, | |
[pagina 138]
| |
na het delen van de beker gewijd aan de vriendschap, na een gastvrije maaltijd, deze dingen heeft gedaan om mij te schande te maken; of zo dom dat hij meent dat zulke clausules rondgebazuind moeten worden, op grond waarvan verstandige mensen gemakkelijk een ongunstige mening zouden vormen over een man die het in het openbaar heeft over een voorwoord van een of ander boek dat niet bestaat. Want wat Eppendorf hier heeft verspreid, namelijk dat hij mij tot voorwaarden had gedwongen waartoe hijzelf zich voor geen vele duizenden dukaten zou willen verlagen, vat ik zo op dat het gebeurde vóór de eendracht hersteld was. Verscheidene mensen die de man beter kennen ontvingen ook die uitspraak evenwel met hoongelach. Ik kan mij er daarom niet van overtuigen dat dit het werk van Eppendorf is, tenzij ik me er eerst van zal hebben overtuigd dat hij een buitengewoon onbetrouwbare man is, en niet minder dom dan kwaadaardig. God verhoede dat ik zo over hem denk tenzij hij mij er zelf van overtuigt! God verhoede dat hij dat doet! Bij degenen die dit alles verspreiden mis ik niet alleen een christelijke denkwijze, maar überhaupt verstand, omdat ze, terwijl ze dit doen, Eppendorfs naam meer bezoedelen dan de mijne. (Want ons vriendschapsverdrag eist van mij dat ik zijn reputatie op dezelfde manier als de mijne bescherm.) Want wat zullen verstandige mensen zeggen, wanneer ze meteen in het eerste artikel de volgende woorden lezen: ‘bij de vorst, die het recht van leven en dood over mij lijkt te hebben’?Ga naar voetnoot13. Heeft hij soms een overtreding begaan die met de dood bestraft moet worden? Zelfs die brief waar hij mee aan kwam zetten bevat niet iets dergelijks. Maar wat zullen de mensen denken die weten dat zijn leven, dat, toegegeven, vrij van misdaad is, maar wel, wat hij zelf niet ontkent, vol van ledigheid en plezier? En nu eist hij dat ik er in wat ik schrijf voor zorg dat er geen verkeerde vermoedens over hem ontstaan. In het tweede artikel verlangt hij dat de vorst door een brief van mij opnieuw dezelfde verwachtingen van hem zal hebben als vroeger. Wat zullen scherpzinnige mensen nu zeggen? Ik weet toch niet wat de vorst van hem verwacht, behalve dat ik van hemzelf heb vernomen dat de vorst zijn studies heeft ondersteund met de bedoeling dat hij volleerd in de rechtswetenschap ofwel in Leipzig zou doceren ofwel een of ander ambt zou bekleden. Verder is het bekend dat de vorst kwaad op hem was, ook in de tijd dat ik hem in mijn brief aanbeval, en dat hij ook een beetje boos op mij was, omdat ik hem die zo'n levenswijze had zo hoog had geprezen. Ook ligt het niet in mijn macht, hoe graag ik ook zou willen, om hem te rehabiliteren, als hij niet die dingen laat zien die de vorst verwachtte: wat die verwacht, laat | |
[pagina 139]
| |
zich gemakkelijk raden. Als hij precies dit doet, zal ik mijn plicht niet verzuimen. Maar hoe kan hij verlangen dat ik hem terugbreng in de oude gunst van de vorst, terwijl hij juist deze tragedie tegen mij is begonnen, in strijd met de brief aan de vorst? Want die heeft hem verboden mij last te bezorgen, maar precies alsof de vorst ertoe bevel had gegeven, is hij deze tragedie begonnen. Wat zullen degenen die een scherpzinnig oordeel hebben van het derde artikel denken? Hij eist zelf de beschikking over tweehonderd dukaten te krijgen, en omdat het op de laatste plaats staat zullen ze denken dat dit de kern van de hele zaak is. Het is bekend dat hij op grote voet leeft en veel schulden heeft, en ze weten heel goed wat zijn inkomsten zijn. Met welk doel verschafte hij vele mensen deze aanleiding tot verdenking, vooral omdat ik, zoals ik zei, dikwijls mensen hoor vragen waar het geld dat Eppendorf verkwist vandaan komt? En misschien zijn er mensen die niet zonder te snuiven lezen dat een man die er zo op los leeft, zo bezorgd is over zijn goede naam dat hij liever zijn leven in gevaar brengt dan toestaat dat deze wordt bezoedeld, en dat hij zo vaak zijn oprechtheid en onschuld benadrukt. Als ze Eppendorf echt goed gezind zijn, mis ik wijsheid bij degenen die dit rondvertellen. Als ze hem niet goed gezind zijn, mis ik christelijke naastenliefde. Iemand beschadigen die het volstrekt niet verdiend heeft is een teken van boosaardigheid; iemand beschadigen die je vooruit wilt helpen is een teken van uitzonderlijke domheid. Ook nog om deze reden mis ik wijsheid bij degenen die zijn eisen rondbazuinen, alsof het ongebruikelijk is overdreven strenge eisen te stellen om iets redelijks te bereiken - alsof het niet aan wie dan ook toegestaan is wat dan ook aan wie dan ook te vragen. Het is niet van belang wat hij heeft geëist, maar wat ik heb geaccepteerd en wat de arbiters hebben voorgeschreven, want de uitspraak hangt voor een groot deel af van mijn antwoord. Ten eerste erken ik de brief niet. Hier heeft hij verder niets waarvoor hij mij kan aanklagen: ik heb iets waarover ik me kan beklagen, omdat hij tegen mij procedeert, hoewel de hertog zelf aan hem heeft geschreven dat ik dergelijke dingen die hij mij ten laste legt niet had geschreven, maar slechts dit wat ik niet ontken te hebben geschreven. Maar als hij op grond van die brief van mij die verspreid is een slechte naam aan het hof heeft, mag hij het de hertog of ridder OttoGa naar voetnoot14. aanrekenen, met wie hij getuige hun eigen brieven een zeer nauwe band had. Want ik hoor dat mijn briefGa naar voetnoot15. door zijn toedoen in vele handen is gekomen; deze mensen proberen er trouwens voor te zorgen dat iedereen dit weet. Hij zou met meer recht boos op hen zijn dan op mij, die een verzegelde brief aan één persoon heeft gestuurd. | |
[pagina 140]
| |
Op welke manier beloof ik vervolgens een boek? Niet omdat ik schuld beken, maar uit naam van de vriendschap, als ik zal merken dat hij zijn vijandige houding heeft afgelegd en een vriendschappelijke heeft aangenomen. Ik zal niet door woorden of van de ene op de andere dag hierin vertrouwen krijgen, aangezien ook de Heilige Schrift, die verzoening goedkeurt, waarschuwt dat wij niet veilig zijn voor een verzoende vriend.Ga naar voetnoot16. En de uitspraak van de arbiters schrijft met betrekking tot het boek geen andere handelwijze voor dan ik heb geaccepteerd. Want die citeert mijn schriftelijke antwoord. Er is evenwel geen voorgeschreven tijd voor het opdragen van het boek. Ik heb namelijk niet altijd tijd en er zijn mensen aan wie ik deze eerbewijs al enige jaren verschuldigd ben. En niet elk onderwerp past bij Eppendorf. Wat beloof ik met betrekking tot het terugwinnen van de gunst van de vorst? ‘Als de vorst zich door mijn geschriften van hem heeft afgekeerd.’ Want het verhaal dat hij rondvertelde dat het gevaar bestond dat de vorst hem bij terugkeer in zijn vaderland het hoofd zou afhakken, zelfs wanneer we aannemen dat het niet verzonnen is, is zeker niet uit mijn brief voortgevloeid. En ik heb de vorst niets nieuws verteld. Hij kende Eppendorfs manier van leven goed. Ik heb hem slechts laten zien op welke manier hij het karakter van de jongeman zou kunnen verbeteren. En ik heb niets beloofd behalve ‘een beleefde brief’, en hiermee niet tevreden, heb ik toegevoegd: ‘voor zover het geoorloofd is iets met zulke grote vorsten te bespreken.’ Want als ik Eppendorf zou hebben opgehemeld, zou de vorst, die niet onbekend is met zaken die ik misschien zelf niet weet, menen dat hij voor mij als mikpunt van spot diende. Met betrekking tot aalmoezen heb ik in mijn schriftelijke antwoord niets beloofd. Je kent de eisen en de antwoorden, kijk nu eens naar de uitspraak van de arbiters.Ga naar voetnoot17. Tegenover de arbiters is overeengekomen hun beslissing te aanvaarden, waarbij hij geen enkele voorwaarde stelde en ook niet kon stellen. In de uitspraak zeggen ze aan het begin dat ‘hun het recht verleend is het geschil op vriendschappelijke wijze te beslechten.’ De dingen die ze bepalen worden aan het begin genoemd. Mij schrijven ze niets voor, behalve ‘moeilijkheden te vermijden en de christelijke eendracht te bevorderen’. En de twee eerste artikelen bepalen niets anders dan ik in mijn brief heb geaccepteerd. De tekst die mij kan tegenspreken als er iets is waarover ik lieg, is nog voorhanden. Wat bepalen ze met betrekking tot het derde artikel? ‘In dezelfde geest,’ zeggen ze, ‘zal hij niet weigeren.’ Wat wil ‘in dezelfde geest’ zeggen? Natuurlijk ‘om moeilijkheden te vermijden.’ En hierover niet tevreden voegen ze toe: ‘zonder eerverlies voor een van beiden.’ Maken zij hier | |
[pagina 141]
| |
aan verstandige mannen soms niet voldoende duidelijk met welk doel de zaak afgehandeld was? Wat is dan de reden dat ze opscheppen dat Erasmus afgrijselijk is behandeld? En waar zijn die verschrikkelijke voorwaarden, waartoe Heinrich Eppendorf zich voor geen vele duizenden dukaten had willen verlagen? Bovendien was er geen tijd bepaald voor het schenken van geld en konden de arbiters mij hiervan vrijstellen. Maar waarom was het nodig dat ik hiervan werd vrijgesteld, aangezien ik soms uit mezelf in een paar dagen meer schenk dan daar voorgeschreven is? En Eppendorf had van mij met een paar vriendelijk gesproken woorden een grotere som kunnen krijgen. Wanneer ze bepalen dat beledigingen, klachten en verdenkingen van elk van beiden moeten worden vergeten, beschouwen ze ons bovendien dan niet als gelijken in de zaak? Wat is er dan waarop degenen prat kunnen gaan die op de naam van het evangelie prat gaan? Is het soms omdat ik zonder compensatie beledigingen aan mijn adres vergeef? Dit zou als vroomheid lof verdienen. Is het soms omdat ik liever wilde dat deze zaak door arbiters werd geschikt, dan, zeer druk als ik ben, onbekend met de taal en onervaren in het rechtswezen, te procederen met een man die alle tijd heeft en welbespraakt is? Dit moest aan wijsheid worden toegeschreven. Maar wat ook het geval is, als ze Eppendorf steunen omdat hij de kant van Hutten kiest, zouden ze deze dingen ter wille van hun gunsteling juist moeten verzwijgen. Want er zullen veel mensen zijn die vermoeden en er zijn zelfs veel mensen die publiekelijk beweren dat deze geruchten door toedoen van Heinrich Eppendorf worden gezaaid en verspreid, tenminste als vaststaat dat een dienaar van hem onmiddellijk met een brief naar Saksen was gestuurd. Maar als dit waar is, welke Punische onbetrouwbaarheid,Ga naar voetnoot18. vraag ik je, welke Cercopische kwaadaardigheidGa naar voetnoot19. kan hiermee dan worden vergeleken? Ik had me tegenover hem verdienstelijk gemaakt; ik verwijt hem niets, hoewel ik de zwaarwegendste redenen heb me te beklagen. Uit verlangen naar rust en harmonie heb ik de voorwaarden geaccepteerd. Want ik heb de vriendschap met Eppendorf in geen enkel opzicht nodig en er is ook geen reden, zoals ik al zei, om hem te willen zien of horen, als de liefde voor de studie en de christelijke eendracht mij er niet toe bewogen. De zaak is afgehandeld in aanwezigheid van getuigen,Ga naar voetnoot20. zeer belangrijke mannen, Ludwig Baer en Henricus Glareanus. De arbiters hebben zich met het schudden van handen gehoorzaamheid laten beloven. Wij hebben die beiden beloofd. De uitspraak is hardop voorgelezen van de schriftelijke overeenkomst. Het is door beiden bevestigd, eerst mondeling, vervolgens ook | |
[pagina 142]
| |
door ondertekening. Ten teken van vriendschap hebben wij brood gebroken dat we elkaar aanreikten, vervolgens hebben we uit dezelfde beker gedronken, die hertog Georg als cadeau had gestuurd.Ga naar voetnoot21. Opnieuw heb ik eeuwige vriendschap laten beloven; Eppendorf heeft verzekerd dat het voor eeuwig zou zijn. Opnieuw hebben we handen geschud. De volgende dagGa naar voetnoot22. heb ik iedereen voor een maaltijd ontvangen. Ik heb niets verzuimd te doen wat bij een man hoort die alle beledigingen vergeten is. Je zou zeggen dat ik gewetensvol genoeg gehandeld had, zelfs wanneer er een man gedood zou zijn. Na de maaltijd begon Eppendorf aan te dringen op een brief aan de hertog, voor de volgende ochtend. Hoewel de arbiters mij in hun schriftelijke overeenkomst vrij hadden gelaten aan de hertog of aan het hof te schrijven en er geen tijd was voorgeschreven, heb ik toch, aangezien hij bleef aandringen, meer toegegeven dan ik verschuldigd was, om te voorkomen dat de vriendschap verbroken zou worden voordat ze goed en wel gesloten was.Ga naar voetnoot23. Hij drong ook aan op een boekopdracht.Ga naar voetnoot24. Dat was niet alleen onrechtvaardig, maar ook idioot, omdat het boek nog geschreven moest worden. Weliswaar met tegenzin, heb ik onder aansporing of liever op verzoek van de arbiters toch ook op dit punt toegegeven. In de brief heb ik naar zijn goeddunken een passage ingevoegd,Ga naar voetnoot25. maar het was geen deel van de overeenkomst dat ik naar zijn goeddunken zou schrijven. Hij eiste ook iets anders, wat de arbiters mij niet hebben durven voorstellen,Ga naar voetnoot26. en ik nu niet noem, om te voorkomen dat ze ook dit tot zijn schande rondvertellen. Als Eppendorf voor de verspreiding van het verhaal in Duitsland gezorgd zou hebben nadat de zaken zo afgehandeld waren, wat kan dan kwaadaardiger of onbetrouwbaarder genoemd worden als je de situatie beziet? Of wat dommer, als je het oordeel van belangrijke mannen beziet? Want wat zullen verstandige mensen denken, wanneer ze horen dat er over een voorwoord wordt gepraat waarvoor geen boek is? Denkt men soms dat hertog Georg zo dom is dat hij niet uit de brief opmaakt dat ik heb betaald om door een nietsnut met rust gelaten te worden? Zulke buitengewone onbetrouwbaarheid, zulke grote kwaadaardigheid, zulke grote domheid schreef ik niet eens aan | |
[pagina 143]
| |
Eppendorf toe toen ik boos op hem was. Laat staan dat ik het nu, nadat er een overeenkomst is gesloten, aan hem toeschrijf. Maar hoe meer ik hem vrijspreek, des te meer ik degenen de schuld geef door wier handigheid deze dingen worden geregeld. Hij meende geschaad te zijn. Ik heb hen nooit geschaad, tenzij schaden betekent dat ik dingen waarvan ik niet overtuigd ben, niet openlijk wil beweren. Zelfs over wat er in het verleden is gebeurd ben ik des te milder tegenover Eppendorf, omdat ik uit vele bewijzen afleid dat wat hij heeft gedaan hij op aansporing van anderen heeft gedaan. Noch zijn de listen van deze oplichter mij onbekend, hoewel ze wonderlijk genoeg geloven dat ze iedereen ontgaan. Dezelfde mensen hebben de arme Hutten aangespoord zijn scherpe pen tegen mij op te nemen. Dezelfde mensen hebben Otto opgehitst.Ga naar voetnoot27. Zo, zeggen ze, zullen we het gezag van Erasmus verzwakken. Wat een evangelische bedoelingen! Stel je voor dat het gezag van Erasmus, dat nu al onbetekenend of uiterst klein is, in ieders ogen vervaagd is, zijn jullie dan meteen goden? Hoeveel juister zou het zijn wanneer jullie je eigen gezag versterken, niet door anderen verdacht te maken door middel van laster, maar door gedrag dat het evangelie waardig is, dat de wereld al een hele tijd bij jullie mist. Met dergelijke trucs bereik je niets en zelfs als je domme mensen een tijdje kan bedriegen, zal je bedrog ooit onthuld worden en de waarheid naar buiten komen. De Turken staan de zaak van het evangelie niet meer in de weg dan die oproerkraaiers met hun verdorven, volstrekt onchristelijke moraal. Door hen is niet alleen de vrijheid van het evangelie niet hersteld, maar is de slavernij zelfs verdubbeld. Want door wie is deze harde slavernij anders veroorzaakt dan door mensen die onhandelbaar zijn en naar geen enkele raad hoe goed ook luisteren? Door wie anders is de tirannie ingevoerd dan door burgers die zelfs de meest rechtvaardige wetten niet gehoorzamen? Als Luther iets aan gezond verstand heeft en als er andere mensen zijn die zich hierom bekommeren, is het niet meer dan normaal dat niemand meer gehaat is dan die onruststokers en volstrekt wettelozen, die niet door bisschoppen of vorsten of stadsbestuurders of enige staat kunnen worden verdragen. Spoedig volgde op deze opschepperij van hen een ander gerucht. Ze vertelden rond dat Heinrich Eppendorf mij in woord en geschrift onbetrouwbaarheid verweet, omdat ik het beloofde boek niet had geleverd. Om wat hij heeft gezegd of gedaan mogen anderen zich bekommeren, bij mij is in ieder geval geen brief aangekomen. Wat kon evenwel tegen hem worden bekokstoofd dat schandelijker is voor een rechtschapen man? De overeenkomst was kort voor de jaarmarktGa naar voetnoot28. gesloten. Meteen na PasenGa naar voetnoot29. gingen praatjes | |
[pagina 144]
| |
rond over onbetrouwbaarheid, alsof ik boeken als snot uit mijn neus snuit. Maar laten we zeggen dat een jaar was verstreken. Misschien zou hij het vriendelijk kunnen vragen. Hoe kon hij mij onbetrouwbaarheid verwijten, terwijl er geen voorgeschreven datum was? Als er in overeenstemming met wat rechtvaardig en goed is een datum voorgeschreven had moeten worden, had die door middel van een beslissing van de arbiters voorgeschreven moeten worden. Maar laten we zeggen dat er een datum was voorgeschreven, is degene die zijn belofte niet voor de vastgestelde dag inlost soms meteen schuldig aan onbetrouwbaarheid? Dan is iemand die zijn geldschieter zijn geld niet teruggeeft voor de voorgeschreven datum, iemand die niet teruggeeft wat hij geleend heeft voor de vastgestelde datum, schuldig aan onbetrouwbaarheid. Schuldig zijn de smid en de kleermaker die het werk niet af hebben voor de beloofde datum. Dientengevolge zal alles vol van onbetrouwbaarheid zijn. Als er bij civiele overeenkomsten ruimte is voor de vrijstelling ‘als het niet mogelijk was, als het niet gemakkelijk kon’, hoeveel meer moest die dan in deze zaak, die volgens de wetten van de vriendschap wordt afgehandeld, gelden? Laten we nogmaals zeggen dat er een datum was voorgeschreven, het was geen enkelvoudige belofte, maar er zijn twee voorwaarden toegevoegd: ‘uit naam van de vriendschap’ en ‘als ik zeker zou weten dat hij in zijn hart mijn vriend is geworden’.Ga naar voetnoot30. Zelfs wanneer het verspreide gerucht ongegrond is, namelijk dat hij regelmatig met al die beledigingen tegen mijn naam tekeergaat, dat hij ik weet niet wat voor smaadschrift tegen mij aan zijn gasten voorleest, dat hij brieven schrijft die niet minder vijandig zijn dan vroeger, welk bewijs heeft hij gegeven waardoor ik zeker weet dat hij in zijn hart mijn vriend is geworden? Door wie heeft hij mij laten groeten? Tegenover wie heeft hij vriendelijk over mij gesproken? Toch is niets gewoner dan deze vriendendiensten. Zelfs op basis van iets dergelijks kun je geen duidelijkheid hebben over de welwillendheid van een man tegenover jou; tenzij hij die duidelijk met ontwijfelbare bewijzen heeft getoond, vervalt zelfs de verplichting tot het schrijven van een boek. Het was er de arbiters evenwel niet om te doen dat hij van mij een boek zou eisen op dezelfde manier als een soldaat een overeengekomen bedrag van boeren int en hun voorraadschuren in brand zal steken als er niet onmiddellijk betaald wordt, maar dat er tegenover de lasterpraat van de mensen als het ware dit bewijs zou zijn van de herstelde en toenemende vriendschap. Dit had hij dan beter met vriendendiensten kunnen vragen dan met beledigingen eisen. Je ziet dat het mij werkelijk in geen enkel opzicht aan betrouwbaarheid ontbreekt, omdat ik zo veel dingen heb gedaan bovenop wat door de uit- | |
[pagina 145]
| |
spraak is voorgeschreven.Ga naar voetnoot31. Eerst eiste hij, en niet op een beleefde of vriendelijke manier, dat ik aan de hertog in eigen persoon schreef, hoewel zijn eis mij vrij laat of ik liever aan de vorst of aan iemand anders aan het hof wil schrijven.Ga naar voetnoot32. Dit dwong hij af bovenop wat voorgeschreven was. Vervolgens, hoewel ik had toegezegd geen andere brief te schrijven dan een beleefde en voor zover het geoorloofd is zo'n grote vorst te schrijven, en verder voor zover het geoorloofd is zonder afbreuk aan mijn eer, eiste hij dat ik bepaalde zinnen zou toevoegen. Ook dit kreeg hij gedaan bovenop de overeenkomst. Ten derde eiste hij 's avonds rond negen uur dat de brief de volgende ochtend klaar zou zijn, zodat ik hem 's nachts in bed moest schrijven. Ik vraag je, zouden de arbiters iets dergelijks verzinnen? Ten vierde drong hij op hetzelfde tijdstip stevig aan op een voorwoord: waar anders voor dan om het aan iedereen te laten zien, als ik achterdochtig had willen zijn? Ook dit is aan zijn schaamteloosheid toegegeven. Ten vijfde wilde hij dat de brief aan de hertog aan hem ter lezing werd overhandigd en dat deze in zijn aanwezigheid door mijn dienaar werd verzegeld, om te voorkomen dat er fraude zou worden gepleegd. Hoe onvriendelijk was het om meteen zo wantrouwend te zijn! Maar wat had nog dommer kunnen zijn? Zou ik soms, als ik hem had willen misleiden, geen andere brief via iemand anders kunnen sturen? Maar als ze menen dat het applaus waard is dat hij zo veel heeft kunnen afdwingen, zouden ze om dezelfde reden rovers kunnen feliciteren die een goede man, die niet zo gestemd is dat hij gedood wil worden of zelf wil doden, er soms toe dwingen dat hij zijn geldbuidel afgeeft en daarenboven elk recht op wraak afzweert. Wie van beiden wijkt meer van de overeenkomst af, degene die meer eist dan het contract bevat of degene die minder nakomt? Toen mijn secretaris mijn brief erbij haalde, werd die meteen berispt, omdat hij de brief zou hebben geschreven, waarvan niet met het geringste bewijs kon worden aangetoond dat hij door mij geschreven was. En waar was nu de belofte alle verdenkingen en beledigingen te vergeten? Of het gerucht waar is dat hij in vergaderingen en bij maaltijden met volle zeilen tegen mijn naam tekeer gaat, weten zijn drinkmaatjes beter. Als het waar is wat zij rondvertellen, is dat pas echte onbetrouwbaarheid en dan bedoel ik niet het niet nakomen van een artikel van de overeenkomst, maar het handelen tegen wat de kern van de hele overeenkomst is. Hier beschuldig ik Eppendorf namelijk niet, maar ik behartig zijn zaak. Hij heeft hier in ieder geval onder meer mensen rondverteld dat ik tot voorwaarden was gedwongen waar hij zichzelf niet voor vele duizenden dukaten toe zou willen verlagen, dan ik denk dat hij zal kunnen ontkennen. | |
[pagina 146]
| |
Wie zou uit deze vermoedens niet hebben geconcludeerd dat hij zich onder valse voorwendselen verzoend had, maar zodra hij financieel bedrogen was uitgekomen, op een ander soort wraak had gezonnen? Ik heb evenwel alles welwillend geïnterpreteerd. En iedereen heeft het over zijn oprechtheid, betrouwbaarheid en integriteit, terwijl ik, die zo veel heb gedaan bovenop wat voorgeschreven is en zo veel bewijzen van een slecht karakter ten goede uitleg, de overeenkomst, onbetrouwbaar als ik ben, heb geschonden. Ik zeg de overeenkomst met Eppendorf namelijk nog niet op, maar vecht tegen degenen die, terwijl ze overal onzin verkopen over een kwestie die ze niet begrijpen, de reputatie van degene die ze ogenschijnlijk willen steunen, meer schaden dan de mijne. Deze dingen heb ik dus ten gunste van Eppendorf, niet ten nadele van Eppendorf geschreven. Ik meen namelijk dat het op basis van de overeenkomst van nu af aan mijn plicht is zijn eer en reputatie naar mijn vermogen te herstellen en te beschermen, in zoverre als hij me dat zal toestaan. Maar ik heb jou, zeer doorluchtige heer, dit schrijven gestuurd, zodat je iets hebt om die kletsmeiers te antwoorden, die, zodra ze hun maag en wat er onder de maag zit hebben verzadigd, niets te doen hebben behalve kwaadspreken over iedereen en zo van de vrijheid van het evangelie te genieten. Het ga je goed. Bazel, 1 mei 1528 |
|