De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1991 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 130]
| |
Een gerucht heeft ons bereikt dat de geleerden, maar in het bijzonder Bonifacius Amerbach, buitengewoon vrolijk heeft gestemd, namelijk dat de Pandekten daar bij jou op kosten en gezag van het stadsbestuur worden gedrukt. Ze hoopten dat de Griekse versie van Justinianus ook wordt gedrukt.Ga naar voetnoot3. Ik neem aan dat Van der Dilft jou heeft verteld over de beschuldiging tegen mij. Ik heb in deze kwestie het advies van Beatus Rhenanus en Ludwig Baer gevolgd.Ga naar voetnoot4. Overigens wist ik dat hijGa naar voetnoot5. niets zou doen. Ik ken het domme geklets van de man al lang. Maar hij heeft het goede karakter van Beatus altijd misbruikt voor dergelijke toneelstukjes. Wij hebben tot elke prijs opschudding willen voorkomen, door een onrechtvaardige vrede te verkiezen boven een rechtvaardige oorlog.Ga naar voetnoot6. Niets is nagelaten, het is aan arbitrage onderworpen.Ga naar voetnoot7. Twee getuigen zijn erbij gehaald. De arbiters hebben zich door het schudden van handen gehoorzaamheid laten beloven. De uitspraak is op schrift gesteld en hardop voorgelezen. Wij hebben beiden ingestemd. Wij hebben het beiden eigenhandig ondertekend. Vervolgens hebben we uit dezelfde beker gedronken, nadat we tussen ons brood hadden gebroken en handen hadden geschud. Ik heb voorspeld dat de vriendschap eeuwig zou zijn. Hij knikte en bevestigde het. Er was gezorgd voor een vriendenmaaltijd voor iedereen. Bij het weggaan vroeg hij om een brief voor de hertog.Ga naar voetnoot8. Die heb ik buiten de overeenkomst om gegeven om hem geen excuus te geven. Hij vroeg om een voorwoord in een boek dat aan hem opgedragen moest worden. Op instigatie van Bonifacius heb ik dit, hoewel absurd en ongepast, toch gedaan.Ga naar voetnoot9. Wat was het gevolg? Naar verluidt heeft hij kort daarna zijn eigen dienaar gestuurd, om vlak voor de jaarmarkt het verschrikkelijke gerucht te verspreiden dat Erasmus in Bazel op zeer zware voorwaarden veroordeeld is tot het schrijven van een boek en een brief tegen zichzelf, en verder tot het betalen van geld. En hij had er hier voor zijn vertrek over opgeschept dat hij | |
[pagina 131]
| |
Erasmus tot voorwaarden had gedwongen waartoe hij zichzelf niet voor drieduizend goudstukken zou willen verlagen. Het is verbazingwekkend hoe dit gerucht de pseudo-evangelici vrolijk stemde. Wat een overwinningen! Wat een blijdschap over niets! Ik verwachtte dat dit zou gaan gebeuren, maar noch Beatus noch Baer kon ik ervan overtuigen wat voor een oplichter het is. En ik had het veel te druk, vooral met nieuwe boeken. Wat is die lichtzinnigheid in Duitsland? Alle evangelici - laat ze naar de hel lopen -Ga naar voetnoot10. waren dolblij dat het gezag van Erasmus was begraven, mijn vrienden waren bezorgd. En deze verhalen over Hutten, over Otto,Ga naar voetnoot11. over dit geschil worden verspreid door een evangelist uit Straatsburg,Ga naar voetnoot12. die doet alsof hij een zeer goede vriend is en denkt dat ik het niet doorheb. Ik word gedwongen het niet te laten merken. Altijd heb ik vorsten van geweld weerhouden, iets waarmee ik mij de woede van enkelen van hen op de hals heb gehaald. Van nu af aan zal ik hen noch intomen noch ophitsen, maar hen aan hun eigen neigingen overlaten. Want ik zie er geen eind aan komen behalve door geweld, waarvan betreurd moet worden dat het velen zal treffen. Maar dit zal ik aan Christus overlaten. Ik stuur je zijn eisen, mijn antwoord en de uitspraak van de arbiters,Ga naar voetnoot13. zodat je van alles op de hoogte bent en het met jouw vrienden kunt delen. Ik beloof hem de opdracht van een boek, nu hij een vriend is en uit naam van de vriendschap. Er is geen termijn voorgeschreven en ik heb niet steeds tijd voor het schrijven van boeken; en er zijn velen aan wie ik dit eerbewijs verschuldigd ben in ruil voor hun diensten. Ik beloof een beleefde brief aan de hertog en alleen voor zover het geoorloofd is iets met zo'n grote vorst te bespreken. Misschien haat hij Eppendorf om andere redenen, die mij niet bekend zijn. Want het is niet zonder reden dat hij zich hier zeven jaar zonder iets om handen ophield en ondertussen nooit zijn vaderland heeft bezocht. De uitspraak zegt uitdrukkelijk ‘om moeilijkheden te vermijden’ en ‘zonder eerverlies voor een van beiden’. En hij schrijft voor dat ‘er van beide kanten een einde komt aan beledigingen en klachten’. Hij zegt dat de eerste twee artikelen zo door mij moeten worden nagekomen ‘als ik op schrift heb beloofd’. Je ziet het document dat Eppendorf gelezen en goedgekeurd heeft. Ik heb geen bezwaar tegen de aalmoes. Want de uitspraak van de arbiters stemt probleemloos met het mijne overeen, er is geen tijd voorgeschreven en ik geef vrijwillig meer. Misschien zal hij ontkennen dat hij deze geruchten heeft verspreid. Maar als hij het gedaan heeft, wat is verfoeilijker dan dit verraad? | |
[pagina 132]
| |
Hij zei in mijn bijzijn dat jij hem had geschreven: ‘Bescherm je reputatie, neem je pen op tegen Erasmus.’ Ik wist dat het anders zat. Hij zei dat Melanchthon hem geantwoord had dat wat hijGa naar voetnoot14. had geschreven, hij over iemand anders had geschreven. Maar Melanchthon verzekerde dat hij nooit iets aan Eppendorf had geschreven noch deze aan hem. Ik zou wensen, mijn beste Willibald, dat je een kopie van deze documenten aan jouw vrienden laat zien en dat je ze zelfs voor advies aan jouw vrienden stuurt, in het bijzonder aan Hermann, graaf van Neuenahr, en Johann Vlatten, de meest betrouwbare van alle stervelingen. Ik bid om een goede gezondheid voor jou. Ik heb een zwakke gezondheid, maar toch ben ik opgewassen tegen onmetelijke inspanningen. De Augustinus-editie wordt namelijk gedrukt door vier persen, de Adagia door twee, nog afgezien van andere werken.Ga naar voetnoot15. Informeer mij alsjeblieft over de Pandekten. Bazel, 24 april 1528 Ik heb het niet nagelezen, neem het mij niet kwalijk. Jij herkent jouw vriend. Aan de zeer geachte heer Willibald Pirckheimer, raadsheer van zijne keizerlijke majesteit |
|