1988 Aan Johannes Cochlaeus
Bazel, 3 april 1528
Deze brief is het ‘Fragment van een brief gestuurd uit Bazel op 3 april’ dat Johannes Cochlaeus in het Duits liet afdrukken aan het eind van zijn pamflet An die Herren, Schultheis und Rat zu Bern, widder yhre vermainte Reformation (1528).
Het is er in Bern als volgt aan toegegaan. Toen het debatGa naar voetnoot1. geëindigd was, heeft men de prijs voor de overwinning aan de zwinglianen gegeven en heeft men besloten dat binnen zeven dagen alle altaren in alle kerken en kloosters stukgeslagen en omvergeworpen moesten worden. De mis is voor iedereen verboden, geheel en al afgeschaft, en de beelden zijn stukgeslagen, hoewel er mensen in het gebied van Bern zijn die dit zo onchristelijke besluit en bevel niet willen gehoorzamen of er gehoor aan geven. Acht kantons zijn nu voor de derde maal bij elkaar geweest in Luzern, maar men weet niet wat er uiteindelijk besloten is.Ga naar voetnoot2. Door niet minder dan zes van de steden in het gebied van Bern is besloten, en met het afleggen van een eed bekrachtigd, dat zij geen duimbreed van de orde van de christelijke kerken willen afwijken. Ze zeggen ook dat de burgers van Schaffhausen er berouwvol op terugkomen, op hun schreden terugkeren en hun dwaling laten varen.Ga naar voetnoot3.
Claudius MeyerGa naar voetnoot4. en nog iemand anders, wiens naam mij ontschoten is, twee van de meest vooraanstaande burgers van de stad Bern, opperdansmeesters van deze sekte, zijn plotseling neergevallen en gestorven. De dochter van Claudius, een non van de orde der predikers, zou, toen ze hoorde van haar vaders dood, gezegd hebben: ‘Dank zij God de Heer dat hij mij verlost heeft van deze vader, die mij zo vaak verzocht en aangeraden heeft de orde te