De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1984 Van Jan Becker van Borssele
| |
[pagina 122]
| |
IJsselstein als een van zijn vrienden hebt genoemd, realiseer ik me dat jij een oude vriend van hem bent. Hij is evenwel niet hier, want nadat hij al meer dan drie jaar (als ik me niet vergis) bij de kardinaal van LuikGa naar voetnoot5. is verbleven, heeft hij zich kort voor deze wintermaanden naar Spanje begeven, dat wil zeggen naar het keizerlijk hof. Wij hangen hier al lange tijd afwachtend rond, ik om me, na eindelijk de last van het lesgeven afgelegd te hebben, te wijden aan mijn priesterschap, hij om te worden toegevoegd (zoals ik had geschreven) aan het gevolg van de kardinaal.Ga naar voetnoot6. Maar nu heeft onze heer dit plan gewijzigd: hij zal ons hier achterlaten, zoals hij ons heeft laten weten, zelfs dit komende jaar. Ik geloof dat de reden hiervoor dit oorlogsgewoel is, waarvan er naar mijn stellige mening niemand is die kan voorspellen wanneer wij eindelijk het einde zullen kennen.Ga naar voetnoot7. Ik zal ervoor zorgen dat jouw dienaar Quirinus de best mogelijke aanbeveling bij de heer van Beveren krijgt,Ga naar voetnoot8. wat zeer gemakkelijk zou moeten zijn, omdat hij door jou is aangeprezen. Ik haast me al naar Zeeland om dit boek van jou en jouw brief aan mijn heer te laten zien, want van alle brieven die hij hiervoor heeft ontvangen, heeft Maximiliaan kopieën naar zijn vader gestuurd. Deze jongeman die de bezorging van deze brief op zich heeft genomen, is een Fries. Toen hij hierlangs kwam op weg naar Bourgondië was hij op zoek naar een gelegenheid om jou te bezoeken, en daarom pakte hij deze brief in de staat waarin hij nu is van mij af, terwijl ik erg druk bezet was en mij al voor de reis had klaargemaakt. De jongeman is in ieder geval betrouwbaar, al een tijd mijn huisgenoot, erg op mij gesteld en mij ook even dierbaar. Het ga je goed en ga door de heilige en andere letterenstudies, wat jij al zoveel jaren ijverig doet, naar vermogen te bevorderen. Ik wens je heel veel succes in dat gewijde werk en, aangezien hier veel zeer ondankbare lieden zijn, een juiste beloning in de hemel voor zoveel inspanningen. Leuven, 25 maart 1528 De jou zeer genegen en zeer hoogachtende Jan van Borsele Aan de voortreffelijke theoloog Erasmus van Rotterdam, bij uitstek hooggeachte leraar, te Bazel |
|