De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1973 Aan Nicolas Wary
| |
[pagina 105]
| |
veel leed de eenvoud van mijn geest en het onbevangen spreken mij hebben berokkend. Maar ik ben blij dat deze angst van mij ongegrond is. Ik haat die evangelici om veel andere redenen, maar in het bijzonder om de reden dat door hen de letterenstudies overal wegkwijnen, uit de gratie zijn, verwaarloosd worden, ten onder gaan. Wat is het leven voor mensen zonder hen?Ga naar voetnoot4. Ze houden van hun reisgeld en hun vrouw, de rest kan hun geen zier schelen. Ik vind dat deze bedriegers zeer ver van jouw gemeenschap moeten worden gehouden. Al lang genoeg heb ik evangelie, evangelie, evangelie gehoord; ik verlang naar de evangelische manier van leven. Hoe zwijgzaam de monniken daar bij jou zijn weet ik niet. In Spanje praten ze meer dan genoeg, en elders zijn er ook die kletsen, vooral enkele ongeschoeiden.Ga naar voetnoot5. Wat hen beweegt weet ik niet; maar ze laden voor zichzelf kwaad op hun pakezel.Ga naar voetnoot6. Het ga je goed. Bazel, 19 maart 1528 Groet Merbecanus, Rescius en Van Campen; ook Goclenius, mocht ik geen tijd hebben hem te schrijven. |
|