De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de hoogwaardige vader in Christus monseigneur Alonso Manrique, aartsbisschop van Sevilla en inquisiteur-generaal in geloofszaken in Spanje‘Er is een Pylos vóór Pylos’, zoals de grap in de antieke komedie gaat,Ga naar voetnoot1. maar de moderne tragedieGa naar voetnoot2. die in deze tijden in volle gang is, suggereert natuurlijk een ander gezegde: ‘er is een apologie vóór een apologie’, en er is geen maat of grens aan apologieën. Toen dit apologetische pamflet het licht zou zien, zeer doorluchtige bisschop, zag ik meteen dat er een derde apologie vóór de apologie zelf nodig was, één waarmee ik uwe excellentie zou behagen, een ander waarmee ik mijn geleerde vrienden tevreden zou stellen, en een derde waarmee ik mijn tegenstanders mild zou stemmen. Het was weliswaar allerminst betamelijk een bisschop te beledigen die, afgezien van zijn beroemde stamboom en de waardigheid van zijn zeer aanzienlijke ambt, uitmunt in alle soorten deugden. Evenmin was het veilig iemand van zich te vervreemden van wiens instemming niet alleen mijn zaak zal afhangen maar ook de wensen van zoveel vrome en geleerde mensen, die heel wat meer zorgen lijken te hebben over deze kwestie dan ikzelf. Maar toch zie ik dat ik hier niet veel moeite in hoef te steken, omdat ik verdachte ben in een rechtvaardige zaak met een rechter die weliswaar de hoogste is, maar niet minder onpartijdig en wijs dan de hoogste. Maar u bent de titel van hoogste waardig om geen andere reden dan dat uw goedheid uw edelmoedigheid, waardigheid en gezag in grootte overtreft. Zoals ik had beloofd, had ik besloten het pamflet achter te houden ook al zou het mij geld kosten, als ik had gemeend dat uwe excellentie dit prettiger | |
[pagina 89]
| |
zou vinden.Ga naar voetnoot3. Ik heb inderdaad met veel tegenzin gebruik gemaakt van de diensten van drukkers hier, maar ik dacht dat degenen die daar bij u de taak op zich hadden genomen het te onderzoeken, behoefte aan veel exemplaren hadden, en daarbij wist ik hoe zelden dingen die naar zulke verafgelegen streken moeten worden gebracht, worden afgeleverd. Bovendien hadden mijn secretarissen, zoals altijd, meer dan genoeg werk. Daar kwam bij dat uw brieven te laat waren aangekomen, zodat er geen tijd was om kopieën te maken.Ga naar voetnoot4. Door deze oorzaken was ik gedwongen de diensten van drukkers in te roepen, die mij met hun techniek sneller tweeduizend kopieën leverden dan de inspanning van mijn secretarissen twee. Ik had me door Froben laten beloven dat hij mij tien exemplaren zou geven en de rest zou opbergen om te voorkomen dat ze iemand in handen zouden vallen zonder de uitdrukkelijke wens van uwe hoogheid. Als u zou bevelen dat ze voorgoed werden achtergehouden, zou hij geen verlies lijden, maar elk verlies zou afgeschoven worden op mij die het verlies van geld veel lichter opvat dan dat van uw gunst. De zaak is in goed vertrouwen afgehandeld, totdat de onverwachte dood van Johann Froben de hele familie zo van streek heeft gebracht dat ieders aandacht ergens anders op gericht was en aan deze zaak te weinig zorg is besteed.Ga naar voetnoot5. Want in Keulen heeft iemand door een list al een kopie van de Froben-editie bemachtigd en was voorbereidingen aan het treffen om het uit te geven. Dit slag mensen is op winst belust en voert een heftigere concurrentiestrijd dan een pottenbakker tegen een pottenbakker.Ga naar voetnoot6. Nu bleef er niets anders over dan te overwegen, niet of het pamflet achtergehouden moest worden of niet, maar of ik zou kiezen voor de verschijning van een versie met veel fouten of een verbeterde versie. Na van beide de voors en tegens te hebben afgewogen, heb ik het minst kwade gekozen en toegestaan dat er een herziene versie verschijnt. Als uwe excellentie goedkeurt wat ik heb gedaan, zal ik blij zijn; zo niet, dan zult u mij in uw vriendelijkheid vergeven en liever boos zijn op de noodzaak. Ik ben er zo zeker van dat dit het geval zal zijn, dat ik bang ben dat u in uw vergevingsgezindheid al kwaad op mij bent, omdat ik aan een kwestie van zo weinig belang zoveel woorden heb besteed. Daarom moet ik alleen nog mijn vrienden kalmeren, die mij zowel monde- | |
[pagina 90]
| |
ling als per brief steeds weer verwijten maken dat ik door op alle onzin van iedereen te reageren goede uren slecht besteed. Er zijn immers mensen die geboren zijn met een aanleg voor intrigeren en niets anders. Dan zijn er nog behoorlijk veel die zo belust op roem zijn dat ze zelfs jaloers zijn op de reputatie van Herostratus. Wie is echter zo dom dat hij niets in het werk van een ander kan vinden wat hij als voorwendsel voor een roddel kan gebruiken? En er is geen andere weg om roem te verwerven die sneller of korter is. Dan proberen anderen nog met kunstgrepen en alle inzet gedaan te krijgen dat ze mij vooral op deze manieren last bezorgen en mij van de voortgang van mijn studies afhouden. Wat is op deze lieden reageren anders, zeggen ze, dan hun boosaardigheid voeden en voor hun slechte daad een goede teruggeven? Ze produceren schaamteloze laster, en als beloning worden ze beroemd. Dit was hun grootste wens. Daarom menen mijn vrienden dat heel dit slag praatjesmakers volledig moet worden genegeerd. Niemand die ontwikkeld is acht het waard hun smakeloze onzin te lezen en het nageslacht zal het zeker negeren. Op deze verwijten van mijn vrienden heb ik bijna geen antwoord, behalve dat het de moeite waard was op een aantal van hen te reageren. Ik heb daarbij niet op allemaal gereageerd, maar tegen sommigen heb ik gezwegen. Ik heb niemand geantwoord tenzij op luchtige toon, zoals ze zeggen,Ga naar voetnoot7. alsof ik ervan overtuigd ben dat niets van dergelijke ruzies tot in toekomstige generaties zal voortleven. Of dit het geval zal zijn, weet ik niet, ik hoop het in ieder geval. Dat ik het waard vond enkelen te antwoorden, spijt me buitengewoon. Dat pamflet bevatte in ieder geval niets dat ook maar enig antwoord waard was.Ga naar voetnoot8. Ik zou me ook zeker niet verwaardigen het te lezen, als de situatie nu bij u niet zodanig was dat dergelijke flauwekul niet alleen de universiteiten en geleerden maar ook de hoogste gezagsdragers in de kerk en zelfs de heerschappij van zijne keizerlijke majesteit publiekelijk in de problemen brengt en daarbij in heel Spanje opschudding en ernstige obstakels voor de zwakken te veroorzaken. Ik kom nu bij het gunstig stemmen van degenen met wie ik een conflict heb, want die mensen zullen wellicht zeggen dat hun reputatie door deze uitgave enige schade heeft opgelopen. Ik zal hun in hun wijsheid om te beginnen vragen te overwegen dat, als het aan mij had gelegen, het voor niemand van meer belang was dat dit geschrift achtergehouden werd dan voor mij. Daarnaast zou het uit de aard der zaak goddeloos zijn de verwijten niet te weerleggen, en de misdaad waarvan ik beschuldigd word toont de overduidelijke onwetendheid, leugenachtigheid of kwaadaardigheid van de aan- | |
[pagina 91]
| |
valler en kan niet worden ontkend zonder de reputatie van de aanvaller te beschadigen. Daarom kan hier degene die zijn onschuld verdedigt niets aangerekend worden, maar degene die hem zo geprovoceerd heeft alles. Als iemand een ander voor diefstal voor de rechter had gebracht en hem na vrijspraak door de uitspraak van de rechters terug naar de rechtbank sleepte en hem zou aanklagen voor aangedaan onrecht omdat hij door de verdediging van de ander was neergezet als een valse aanklager, wat zal hij horen? Niets anders dan ‘Waarom klaagde u iemand aan voor iets wat niet waar was?’ Wie zal echter iemand aanhoren die vergelding verlangt van degene op wiens schild zijn pijl, die hij naar hem had afgeschoten, is teruggekaatst en het oog van de schutter heeft uitgestoken? Wat er hierin ook aan aansprakelijkheid is, komt niet voor rekening van degene die afweert maar van degene die aanvalt. Als er mogelijk al iets goddeloos zou zijn geweest, was het toch de christelijke bescheidenheid eigen geweest het ter discussie voor te leggen, waarbij het vellen van een oordeel een taak is die geheel aan rechters is voorbehouden. Hoewel er zoveel onmiskenbaar valse aanklachten zijn, doen die lieden nu overal ernstige beweringen en verspreiden ze overal laster. Is dit dan soms geen laster: ‘Erasmus bestrijdt de goddelijkheid, waardigheid en glorie van Christus. Erasmus ondermijnt het gezag van de Heilige Schrift’? Wanneer ik uitleg dat deze en heel veel andere dingen helemaal niet waar zijn, maak ik geen verwijten terug, maar noem ik het slechts schaamteloze laster. Ik zou de zaak niet met een vriendelijker woord kunnen aanduiden. En toch onthul ik ondertussen niemands naam, hoewel in alle gevallen de voorhoede van deze opschudding aan mij bekend is. En was het mij maar geoorloofd geweest zonder enige schade aan andermans goede naam mijn onschuld te verdedigen! Niet omdat de schaamteloosheid van die mensen een beleefde behandeling verdient, - ze hebben de oordelen van geleerde en goede mannen naast zich neergelegd, zich laatdunkend over het gezag van de hoogste prelaten uitgelaten, zelfs de keizerlijke soevereiniteit genegeerd en in Spanje, dat vroeger in diepe rust floreerde, onrust gestookt met chaotische opstanden -, maar omdat ik zie dat het volk overal meer geneigd is monniken te haten dan redelijk is of bevorderlijk voor het christelijk geloof. Het enige wat mij nu rest is de lezer niet alleen op het hart te drukken niet iedereen op het morele gedrag van enkelen te beoordelen, maar ook de onrust die deze mensen veroorzaken liever te willen toeschrijven aan onwetendheid of een waanidee dan aan verdorvenheid; en ik spoor hen uit naam van Christus aan de zaak van Christus te behartigen met christelijke oprechtheid. Ze zullen zeggen: ‘Wij hebben geen enkel geschrift tegen u laten drukken,’ alsof die artikelen niet overal ter wereld verkrijgbaar zijn, of alsof het niet | |
[pagina 92]
| |
veel erger is zo met de mond aangevallen te worden dan in gedrukte boeken. Een gedrukt boek komt terecht bij zijn rechters en geeft degene die aangevallen wordt, als hij zou willen, de mogelijkheid te reageren en het ontneemt de aanvaller de mogelijkheid te ontkennen. Maar ze hebben meer invloed dan een gedrukt boek wanneer ze verspreid over alle windstreken overal in nauw overleg hun tongen in beweging brengen tegenover hun buurman, bij roddeltantes, ambachtslieden, hovelingen, soldaten, bij maaltijden, in privé-gesprekken, bij heilige biechten, in wagens en schepen, in openbare lezingen, bij preken in de kerk, op pleinen, scholen, paleizen en kloosters. En bij niemand gaat het er schaamtelozer aan toe dan onder onontwikkelde mensen - hun aantal is erg groot - en dan in het Spaans, Frans, Pools, Hongaars en Duits. Aangezien deze mensen dat niet begrijpen, is het erg makkelijk hun iets wijs te maken en ‘Bij deze mensen,’ zeggen ze, ‘heeft Erasmus geen tong; wij zijn uitgerust met zoveel duizenden tongen en wij hebben groot voordeel bij dit soort mensen. Als we als één man en met uitgestreken gezicht dapper stand zullen houden, zullen we zeker winnen en met onze tongen Erasmus doorboren.’ Wat een heilige gedachten die Dominicus en Franciscus waardig zijn! Want ook hier spelen degenen die zichzelf verkopen onder de naam ‘observanten’,Ga naar voetnoot9. hoewel ze zich eerst in hun schild hadden terugtrokken toen Luther om zich heen sloeg, de hoofdrol. Steeds weer vraag ik vrome en weldenkende mannen niet te denken dat iets hiervan op hen betrekking heeft. Ik zou willen dat het mogelijk was door de schaamteloosheid van die mensen ook de slechte mensen te sparen die, zoals ze zichzelf niet sparen, zo ook hun orde meer schaden dan hun vijanden doen! Wat zal ik nu eens zeggen over de dingen die ze met die heilige tongen uit hun eerwaardige borst uitbraken? Iemand had in een zeer drukbezochte bijeenkomst gezegd dat in de boeken van Erasmus enkele ketterse dingen staan.Ga naar voetnoot10. Nadat hij van het podium was afgestapt, is hij aangeklampt door een geleerde pensionaris van die stad.Ga naar voetnoot11. Hem werd gevraagd om een ketterse passage te tonen. Hij antwoordde dat hij de boeken van Erasmus nooit gelezen had, dat hij geprobeerd had een werk met de titel Moria te lezen, maar dat hij vanwege de ondoorgrondelijke stijl bang was geweest dat hij mogelijk in een of andere ketterij zou belanden.Ga naar voetnoot12. Een ander die uit was op een | |
[pagina 93]
| |
opstootje had uitgeroepen dat ik het Magnificat aan het verbeteren was. Gevraagd tijdens een maaltijd wat daarin verbeterd was, zei hij wat hem in de mond kwam,Ga naar voetnoot13. namelijk dat ik had vertaald ‘tot Abraham en zijn zaden’. Nadat het boek tevoorschijn gehaald was, bleek het een schaamteloze leugen te zijn.Ga naar voetnoot14. Een andere buitengewoon ongeleerde geleerde zei in een preek waar ik bij was dat wie het Magnificat verbetert, tegen de Heilige Geest zondigt; en dat dit ook geldt voor degene die zegt dat een pastoor zijn onderwerp niet begrijpt, omdat de onderwerpen aan de Heilige Schrift worden ontleend.Ga naar voetnoot15. Ik had namelijk tijdens een maaltijd gezegd dat iemand van dezelfde orde de woorden van Petrus die hij had geciteerd niet goed had begrepen; wat ik had gezegd was niets dan de waarheid. Een ander had uitgeschreeuwd dat ik bij het Gebed van de Heer in Lucas ‘zonden’ in plaats van ‘schulden’ had vertaald, hoewel de lezing van de kerk bij die evangelist zo luidt zowel in het Grieks als in het Latijn.Ga naar voetnoot16. Wat zal ik vertellen over de man die, nadat hij mij in een zeer drukbezochte collegezaal had bekritiseerd,Ga naar voetnoot17. alsof ik goddeloze ideeën zou hebben over een leven van kuisheid, mij later in een persoonlijk gesprek bekende dat hij tot dan toe had gedacht had dat een voordrachtsoefening een kerkelijke preek was en het celibaat een maagdelijk en hemels leven?Ga naar voetnoot18. Wat zal ik vertellen over de man die al juichte alsof ik ten onrechte had geschreven dat Hieronymus niet altijd een maagd was gebleven, omdat hij aan Eustochius schrijft: ‘Want wij prijzen de maagdelijkheid niet alleen, maar bewaren haar ook’? Hoewel voor degenen die Latijn kennen, servare | |
[pagina 94]
| |
hier ‘de manier van bewaren onderwijzen’ betekent, en als de manier van uitdrukken in het Latijn dit niet zou aangeven, maken de context en het taalgebruik het duidelijk.Ga naar voetnoot19. Ik schaam me de man in herinnering te brengen die naar aanleiding van wat ik in de Enchiridion had geprezen als de germana theologia van de apostelen, die zowel de arrogantie van filosofen als de heerschappij van vorsten onder het juk van Christus had gebracht, publiekelijk uitschreeuwde dat ik ontkende dat er ergens ter wereld theologie bestond behalve in Duitsland, dat de grootste kweekvijver van ketters is. Want zelfs kinderen weten dat germanus ‘waar’ en ‘oorspronkelijk’ betekent en dat dat woord ook bij Paulus zo gebruikt wordt, mocht hij de Latijnse auteurs niet hebben gelezen.Ga naar voetnoot20. Wat hierop lijkt is het volgende geval waarbij iemand, naar zijn eigen oordeel een fanatieke gelovige, er niet voor terugschrok mij ten overstaan van voortreffelijke personen ervan te beschuldigen een kartuizer te hebben geadviseerd dat het beter is vlees te eten dan een lichte hoofdpijn te verdragen. Want ik had kritiek geleverd op het feit dat hij toestond dat zijn buurman ‘zijn hoofd op het spel zette’ wegens een menselijke verordening.Ga naar voetnoot21. Maar ik houd op uwe excellentie lastig te vallen met onzin, hoewel die niet voor u, maar voor mijn tegenstanders bedoeld is. Er zijn namelijk ontelbare dergelijke zaken die nog dommer en dwazer zijn dan deze die ze publiekelijk en in het bijzijn van de belangrijkste personen rondbazuinen. Wat voor dingen moeten we ons dan voorstellen die ze er in geheim gefluister uitflappen? Maar deze dingen worden opgevangen door de oren van verstandige lieden - want het zijn niet allemaal zwakzinnigen of sukkels - en die vertellen het door aan het volk; daarom gebeurt het dat ze, zelfs wanneer ik niets zeg, de hoon of de haat van velen op zich laden. Wanneer ze op gezag van vorsten van deze excessen worden weerhouden, zeggen ze: ‘Men moet | |
[pagina 95]
| |
God meer gehoorzamen dan de mensen.’Ga naar voetnoot22. Deze uitspraak paste schitterend bij de apostelen, die na gevangenissen en zweepslagen die ze graag voor de naam van Jezus hadden verdragen, van ongelovige Joden het bevel kregen te zwijgen over wat hun door Christus zelf was opgedragen over de hele wereld te prediken. Maar zodra christelijke en vrome vorsten hen van beledigende laster, van liegen, van valse aanklachten, van opruiend geschreeuw weerhouden, hoe slecht past die uitspraak ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen!’ Waar zijn jullie mee bezig, voortreffelijke mannen? Of menen jullie soms dat de kerk van Christus op deze manier moet worden ondersteund? Of proberen jullie soms met dergelijke listen het gezag van jullie ordes te herstellen, dat ik toch nooit zo ernstig heb ondermijnd dat iemand van jullie ooit door mijn toedoen een ei of een stukje kaas is misgelopen?Ga naar voetnoot23. Er is geen andere manier, geloof me, waarop jullie dat ernstiger zouden kunnen ondermijnen. Dit zijn geen dreigementen. Bedenk hoe deze tijd is, neem in overweging wat voor gevoelens de mensen over jullie hebben. Wat ik met de pen zou kunnen, wat ik zou kunnen wanneer ik me heb gelieerd aan die groeperingen die de ondergang van jullie ordes beramen, zal ik niet zeggen. En misschien zal ik van vorsten gedaan krijgen - wat zeer billijk is - dat ook ik mijn zaak in het Frans en het Spaans mag bepleiten. Maar een dergelijk gevaar hebben jullie niet van mij te duchten: jullie hebben in mij een Jonas, die eerder aan de golven geofferd dan met gevaar voor allen gered wil worden.Ga naar voetnoot24. Gebruik je verstand bij het bepleiten van jullie eigen zaak. Als jullie zo handelen, zal Christus jullie zelf bijstaan. Als jullie goddeloze leerstellingen aanvallen: geen enkele goddeloze leer heeft of zal mij ooit bevallen: hierin hebben jullie in mij een wapenbroeder. Als jullie streven naar het herstel en de bescherming van het gezag van jullie ordes, keer dan terug naar de deugden die jullie voorouders zoveel gezag en zoveel sympathie hebben opgeleverd, en hierbij zullen jullie Erasmus' applaus ontvangen. Moge jullie bescherming in Christus zijn, wiens glorie in alles gediend moet worden. Door hem zullen jullie overwinnen, als jullie onder zijn leiding vechten, en pas dan zullen jullie een werkelijk glorieuze overwinning behalen, als jullie voor hem hebben overwonnen. Maar als jullie met de ogen van Christus afgewend de hoop op de overwinning in oneerlijkheid, laster, list, geschreeuw, gefluister, menselijke gunsten en samenzweerderige complotten hebben | |
[pagina 96]
| |
gesteld, zal de toestand voor jullie in het tegendeel verkeren net zoals dat vroeger bij de Joden is gebeurd die de naam van Christus probeerden uit te wissen en hun voormalige tirannie in ere te herstellen. Het evangelie kwam niet vanuit de hemel naar de aarde ter wille van de menselijke verlangens, maar om het licht voor ieders onwetendheid te zijn, het zout voor ieders domheid,Ga naar voetnoot25. een vaste richtlijn waaraan alle acties van iedereen kunnen worden verbeterd. Laten we op een vaste rots staan om door de rots voor de rots te overwinnen. Onder de mensen worden sommigen machtig genoemd, anderen zwak. Ten overstaan van de goddelijke macht zijn wij allemaal in dezelfde mate wormen en muggen. Niemand is zo machtig dat hij niet kan breken als hij op deze rots slaat, niemand zo zwak dat hij niet zal overwinnen als hij op deze steen blijft staan. Ik raad jullie aan dit te doen, broeders. Ik zou dit advies zelfs graag aan alle christenen geven, zodat ze erbij stilstaan dat deze ongehoorde rampspoed van onze tijd de hand van de Almachtige is die ons aanspoort tot berouw te komen. Want wat ontbreekt er aan rampen? Oorlog soms, pest soms, honger soms? We hebben wreedheden gezien, en als God niet voor ons zal zorgen, zullen wij nog grotere wreedheden zien. Wanneer kwamen er bovendien ooit grotere waanzin en grotere koppigheid voor bij het botsen van meningen? De Ninevieten, bang gemaakt door de dreigementen van de profeet, zijn tot boetedoening overgegaan en hebben medelijden van de Heer verkregen.Ga naar voetnoot26. De farao zelf, geteisterd door kikkers, sprinkhanen, steekvliegen en andere plagen, riep de Heer aan en vond troost.Ga naar voetnoot27. Wij worden al zoveel jaren door zoveel plagen geteisterd. Ik zie niemand denken over het beteren van zijn leven, maar ieder doet zijn best uit het publieke leed iets van persoonlijk voordeel te behalen. Iedereen verwijt elkaar iets, maar vleit zichzelf. Maar als we gezamenlijk de uitgestoken hand van de Heer erkennen en ons individueel met oprecht hart tot een verbeterd zedelijk leven keren, zou de woede van de rechter in medelijden veranderen en de geesten van vorsten verenigen, en zou deze de sprinkhanen van legers, die niets heiligs noch profaans sparen, van ons weghalen en de kikkers van sekten verdrijven. De God van geduld en troost zou ervoor zorgen dat wij, overeenkomstig de wens van Paulus,Ga naar voetnoot28. leven met begrip voor elkaar volgens Jezus Christus, zodat wij in eendracht met één mond God en de vader van onze Heer Jezus Christus eren, niet verdeeld maar nauw verbonden en één geheel met hetzelfde gevoel en dezelfde gedachte. Nu heeft de Heer echter | |
[pagina 97]
| |
de talen van de wereld verward, omdat wij een reusachtig gevaarte tot in de hemel bouwen, en daarom praten we langs elkaar heen, omdat ieder in zijn eigen straatje praat.Ga naar voetnoot29. Laten we allemaal Christus aannemen en allen met één mond Christus belijden. Hier moet ieder zichzelf toe aansporen, of hij nu de hoogste bisschop is, monarch, monnik of leek, want God heeft alles bij de zondeval inbegrepen, zodat hij voor alles barmhartig kan zijn,Ga naar voetnoot30. en wij hebben allemaal de glorie van God nodig.Ga naar voetnoot31. Dit kwaad komt van de Heer, tot wie wij ons voor een geneesmiddel moeten wenden. Waarom geven we dus de constructie van Babel niet op en graven we niet liever kuilen om aderen van tranen te vinden waarmee de ontbrande woede van God kan worden geblust? Dit gaat weliswaar iedereen aan, maar geldt in het bijzonder voor de monniken tot wie de kerk vooral vroeger haar toevlucht placht te nemen telkens wanneer de woede van God op haar neerkwam. Zij hielden niet op door vasten, waken, kastijding van het lichaam en gebeden het medelijden van God op te wekken, totdat de rust terugkeerde. Dit is mijn advies, waarvan ik met Christus als getuige meen dat dit het meest heilzaam is; als ik wat beters had, zou ik het graag meedelen. Maar ik houd u, zeer doorluchtige bisschop, alsof ik ben vergeten tot wie ik spreek, al te lang op met zaken die niets met u te maken hebben. Daarom sluit ik af en bid ik dat Christus uwe zeer illustere hoogheid alle voorspoed en geluk schenkt. Bazel, 14 maart 1528 |
|