De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
1960 Aan Catharina van Aragon
| |
[pagina 79]
| |
hem aanwezig is. Iedereen die zich in vol vertrouwen in zijn schoot heeft geworpen en al zijn zorgen aan die ene heeft overgelaten van wie hij weet dat deze er zorg voor draagt, is rustig te midden van het tumult van de wereld en smaakt genoegens; genoegens waarmee vergeleken alles wat deze wereld aan aangenaams heeft slechts lenswater is, zoals de bekende schrijver zegt.Ga naar voetnoot3. Daarom is de ziel die zich volledig aan deze bruidegom heeft overgegeven, niet minder dankbaar in tegenspoed dan in voorspoed. Wat is trouwens, als we de waarheid willen spreken, tegenspoed anders dan wat ons in de weg staat terwijl we ons naar de eeuwige gelukzaligheid haasten? Wat is voorspoed behalve wat daaraan bijdraagt? Christus is voor ons zowel bruidegom als Heer als arts: bruidegom, omdat hij uit liefde voor ons een gewelddadige dood vond, ons aan hem en zich aan ons in een eeuwig verbond gebonden heeft; Heer omdat hij ons met de prijs van zijn bloed heeft bevrijd uit de tirannie van de satan; arts omdat hij onze redder is en alleen hij met succes de zonden van de mensen heelt, de dood verdrijft en hen weer tot leven wekt. Vaak is hij genadiger wanneer hij bittere dingen stuurt dan wanneer hij ze met zoetheid verzacht. Hij weet wat goed voor ons is, en hij houdt niet op, noch slaapt hij in zijn zorg voor zijn volgelingen. Vaak beoordelen wij als gunstig wat zeer ongunstig is, voor ongunstig houden wij wat zeer gunstig is. Het is aan ons om te gehoorzamen, aan de bruidegom om te oordelen. Alle voorspoed komt van hem: als het niet van hem afkomstig is, kan het geen voorspoed genoemd worden. Hij brengt de vromen ook tegenspoed, die hij voor ons verandert in een geneesmiddel of het komt ten bate van vroomheid: door het eerste troost hij onze zwakheid zodat wij ons staande kunnen houden, door het laatste beproeft en omkranst hij ons geloof. Voor het menselijk gevoel is voorspoed weliswaar aantrekkelijker, maar vaak is tegenspoed heilzamer en zelfs voordeliger. Er is geen toegang tot de hemelse glorie dan door het kruis. Voor allen is de weg dezelfde, of we nu koningen zijn, zoals de lyrische dichter zegt,Ga naar voetnoot4. of arme boeren. Ieder moet zijn eigen kruis dragen. Ik schrijf deze dingen met het doel, illustere koningin, dat u zich meer verheugt in deze dingen die niet alleen veel waardevoller zijn, maar die u ook niet tegen uw wil afgenomen kunnen worden. Het is nodig dat de deugd zichzelf kent. Aangezien iedere deugd immers een gratis geschenk van God is, hoe zal degene die niet weet wat hij heeft gekregen, behouden wat hij heeft ontvangen, of hoe zal hij de goddelijke goedheid bedanken? De bruidegom in het Hooglied bedreigt de bruid als zij zichzelf niet kent.Ga naar voetnoot5. De ziel die zichzelf toedeelt wat hij niet heeft, kent zichzelf niet; hij die aan zijn eigen vermogen toeschrijft wat op rekening van de vrijgevigheid van de | |
[pagina 80]
| |
bruidegom moest worden geschreven, kent zichzelf niet; de ziel die zichzelf gelukkiger acht door deze uiterlijke voordelen dan door die verborgen gaven van de Heilige Geest, en die zich ernstiger zorgen maakt over afgenomen materiële bezittingen dan over het verlies van een hemelse schat, kent zichzelf niet. Maar waar dwaalt mijn pen naar af? Ik had besloten u te feliciteren, en ik word uw adviseur, hoewel ik weet dat degene die in de renbaan van het geloof rent en zich voortdurend op het terrein van de heilige boeken ophoudt, helemaal geen aansporingen of waarschuwingen nodig heeft. Als mijn boek, dat ik aan de persoon van uwe majesteit heb opgedragen,Ga naar voetnoot6. het verdiend heeft dat u het uw oren en ogen waard hebt geacht, zal ik daaruit afleiden dat ik dit werk met succes op mij heb genomen. Als er daarentegen iets is wat aanstoot geeft, zal ik niet weigeren dit in een volgende editie aan te passen. Moge de Here Jezus, de bron van alle vreugde, uw ziel met voortdurende en onbederfelijke blijdschap laten stralen, illustere koningin en voortreffelijk voorbeeld van vroomheid. Bazel, 1 maart 1528 |
|