1959 Aan Thomas More
Bazel, 29 februari 1528
Erasmus van Rotterdam groet Thomas More
Te midden van zoveel moeilijkheden waardoor ik van alle kanten word omgeven, bracht de zeer vriendelijk geschreven brief van zijne koninklijke majesteit, waarin hij me uitnodigt naar Engeland te komen en alle dingen belooft die bij een zeer vrijgevig vorst passen, mij zeer veel troost.Ga naar voetnoot1. Hij herinnert me eraan dat ik eens heb geschreven dat ik Engeland als woonplaats voor mijn oude dag heb gekozen. Maar nu, mijn beste More, is de situatie zo dat er uitgezien moet worden naar een plek voor mijn graf waar mij als dode wel rust toegestaan is, aangezien, zoals ik het zie, dit mij bij mijn leven nooit ten deel zal vallen. Iedereen voorspelt dat er zeer bewogen tijden aankomen. De ketterij van de wederdopers, die wijder verbreid is dan men zou geloven, staat op uitbreken. Je zult mijn lotgevallen vernemen van mijn vriend Quirinus hier,Ga naar voetnoot2. die ik door en door heb leren kennen als een betrouwbare jongeman. Aangezien hij mijn gehele situatie kent, heb ik gemeend hem naar Engeland vooruit te moeten sturen om ervoor te zorgen dat ik en mijn vrienden via hem te weten komen wat mogelijk of wat nuttig is te doen. Ik zou mijn dank aan de koning voor zijn vrijgevigheid hebben betuigd, maar aangezien ik, zo goed als uitgeput door zoveel inspanningen, geen tijd had wilde ik zo'n grote vorst liever niets schrijven dan zonder aandacht.Ga naar voetnoot3. Als je ermee instemt, zal het beter zijn dat je mijn gevoelens aan hem kenbaar maakt, namelijk dat ik de buitengewone vrijgevigheid die hij mij zo vaak onverdiend betuigt, ken en niet vergeet. Ik wens jou en jouw meest dierbaren het allerbeste.
Bazel, 29 februari 1528