1955 Aan Richard Pace
Bazel, 20 februari 1528
Erasmus van Rotterdam groet Richard Pace
Ik kan me bijna niet inhouden van vreugde, zeer doorluchtige heer, omdat ik hoorGa naar voetnoot1. dat je uit die zeer woelige baren van je bezigheden bent teruggekeerd naar jouw zeer lieflijke vaderland en naar de muzen, die nog lieflijker zijn dan jouw vaderland. Ik wens je geluk met het feit dat jij aan jouw vorige studies ook de Hebreeuwse letteren hebt toegevoegd. Ik zal je nu niet langer ophouden. Ik heb deze vriend van mij, Quirinus,Ga naar voetnoot2. die mij met meer toewijding diende dan wie ook, met bepaalde opdrachten naar Engeland gestuurd, waarvan de twee belangrijkste zijn: de ene dat ik eindelijk een einde maak aan het geroof van die misdadige bedrieger;Ga naar voetnoot3. de andere dat hij, aangezien de aartsbisschop van Canterbury en ook zijne koninklijke majesteit mij in zeer vriendelijke brievenGa naar voetnoot4. uitnodigen naar Engeland te komen, met mijn vrienden onderzoekt of dit gemakkelijk gerealiseerd kan worden. Want ik zal hier misschien vandaan moeten verhuizen, of ik wil of niet. Je zult beide kwesties uit het relaas van deze jongeman kunnen vernemen, die ik aan jou aanbeveel, mijn beste Pace, niet als dienaar, maar als een zoon die mij zeer dierbaar is, als hij hierbij misschien behoefte heeft aan jouw hulp. Ik wens jou blijvende voorspoed.
Bazel, 20 Februari 1528