1953 Van Piotr Tomicki
Piotrków, 20 februari 1528
Aan de zeer vermaarde en zeergeleerde heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, zijn zeer dierbare vriend
Hartelijk gegroet. Hoewel ik u al een tijd ken en zeer genegen ben, niet alleen op grond van uw zeer geleerde werken maar ook door wat de arts Antonin over u verteld heeft, ben ik nu, door uw brief tot verdere vriendschap met u aangezet, toch begonnen nog meer op u gesteld te raken, aangezien u, hier niet toe gebracht door enige verdienste van mij tegenover u, maar enkel door uw vriendelijkheid, niet hebt geweigerd, terwijl u zoveel werk hebt en als geen ander nachten doorwerkt, mij een even sierlijke als vriendelijke brief te schrijven. Daardoor zou ik niet gemakkelijk kunnen zeggen hoeveel ik u verschuldigd ben en hoeveel waarde ik hecht aan deze vriendschap met u. Neem daarom, zeer geleerde Erasmus, dit antwoord van mij aan dat weliswaar spartaans is omdat het van een zeer druk bezet man is, maar dat getuigt van mijn zeer oprechte gevoelens voor u, namelijk dat ik iemand ben en altijd zijn zal die voor niemand onderdoet in genegenheid voor u en in bewondering voor uw eruditie, en die het als geluk beschouwt als hij u ergens mee ter wille kan zijn. Ik hoop dat u niet ophoudt mij zo welwillend in de armen te sluiten als u hebt gedaan, en dat u dit kleine geschenk dat ik u stuur als waarborg en bewijs van onze wederzijdse vriendschap dankbaar aanneemt.Ga naar voetnoot1. Het is inderdaad moeilijk over de slechte gezondheid van uw vriend Antonin te schrijven; ik zou liever willen dat u dit van anderen verneemt. Het beste, zeer erudiete heer, en moge u gelukkig zijn.
Vanuit de landdag van Piotrków, 20 februari in het jaar des Heren 1528