De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1952 Van Sigismund I
| |
[pagina 69]
| |
dig toekomen als u wilt doen lijken. Want het gaat ons zeer ter harte dat wij zowel de christelijke gemeenschap, die zo in het nauw zit, naar vermogen helpen, als de rust in ons koninkrijk zo veel als mogelijk bewaren en het onbesmet houden van die vreselijke lutherse pest, waardoor Duitsland nu in grote onrust verkeert. Niettemin schrijven wij dit, als het voor ons tot nu toe succesvol is geweest, liever toe aan God dan dat wij daarom enige lof voor onszelf opeisen of vragen. Integendeel, we roepen zelfs met des te vurigere gebeden de barmhartigheid van de Heer aan, opdat hij, zoals hij ons en ons koninkrijk tot nu toe ongeschonden en ongedeerd heeft behouden, het zo voor de toekomst nog behoudt, zo lang als het zijn wil goed toeschijnt. Anders zal, als hij onze inspanningen niet zegent, naar onze mening alles wat wij doen tevergeefs zijn. Wij kunnen niettemin alleen maar veel genoegen beleven aan dit eerbetoon van u aan ons. Hoewel wij over het algemeen altijd een voortreffelijke indruk van u hebben gehad, zullen wij u nu, aangespoord door uw vriendelijkheid, als we zouden weten hoe, net zo welwillend betonen als u ons door uw brief bij alle mensen nog meer hebt aanbevolen. Wij zouden dit natuurlijk in veel grotere mate kunnen betonen als u er misschien toe gebracht zou kunnen worden zich hier naar ons te begeven. Maar omdat wij van uw volgelingen hebben begrepen dat andere vorsten, die u tot nu toe nu eens door heftige smeekbedes dan weer door grote beloningen aan zich wilden binden,Ga naar voetnoot2. tevergeefs hetzelfde hebben geprobeerd, vrezen wij dat ook wij deze moeite tevergeefs zouden doen. Om u in de tussentijd toch een of ander bewijs van onze welwillendheid en dankbaarheid tegenover u te geven, sturen wij u honderd goudstukken ten geschenke.Ga naar voetnoot3. Ik hoop dat u ze voor nu in dank aanneemt; later zult u van ons een overvloediger blijk van onze welwillendheid en gunst ontvangen. Het ga u goed. Gegeven in onze stad Piotrków op 19 februari in het jaar des Heren 1528, het 22e jaar van ons koningschap |
|