De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 14. Brieven 1926-2081
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
1943 Aan Simon Pistoris
| |
[pagina 58]
| |
ger zeer geliefd was. Ik heb de geleerden, van wie een flink deel nieuwe dogma's aanhangt van me vervreemd. En toch was ik me ervan bewust dat enkele dwaze theologen samen met gewetenloze monniken mij met de instelling van een gladiator gingen aanvallen. Want met vrome monniken en oprechte theologen had ik nooit onenigheid, we waren juist buitengewoon eensgezind. Nu kon de keizer, hoewel hij mij vanuit het diepst van zijn hart goed gezind is, mij niet tegen de waanzin van de monniken in Spanje beschermen, noch de koning van Frankrijk zelf, die echt het beste met mij voor heeft, tegen de razernij van mensen als Béda en Cousturier. Ik zie dat ik Duitsland moet verlaten, terwijl de haat groeit en de sekten sterker worden. Maar als ik een fractie van die geest had waarvan jij lijkt te vermoeden dat ik hem heb, zou ik dit niet dulden. En ik heb er nog altijd geen spijt van. Maar genoeg hierover. Houd niet op mij aan de zeer doorluchtige vorst aan te bevelen. Het ga je goed. Bazel, 5 februari 1528 Ik vraag jou deze jongeman er opmerkzaam op te maken dat ik hem aan jou buitengewoon heb aanbevolen. Erasmus, waarlijk de jouwe, in mijn eigen hand Aan de zeer doorluchtige heer Simon Pistoris, kanselier van de zeer illustere hertog van Saksen |
|