1942 Aan Georg, hertog van Saksen
Bazel, 5 februari 1528
Hartelijk gegroet, doorluchtige vorst. Ik had geen tijd om te schrijven (en misschien heeft uwe hoogheid nog minder tijd om lange brieven te lezen), evenmin was er iets belangrijks om te schrijven. Maar omdat ik deze Frans van der Dilft hier was tegengekomen, een jongeman geboren uit een geslacht dat niet alleen beroemd en rijk is, maar ook aanzien geniet bij zijn landgenoten, wiens oprechte en werkelijk edelmoedige karakter ik door langdurig contact door en door ken,Ga naar voetnoot1. besloot ik via hem in ieder geval een groet aan uwe zeer illustere hoogheid over te laten brengen. Als u hem een onderhoud met u waardig acht, zult u door hem op de hoogte gesteld kunnen worden van al mijn zaken, die hij beter kent dan ikzelf. Hij is hoogst betrouwbaar en hij verkoopt volstrekt geen praatjes. Tot mijn eigen schade heb ik ondervonden hoe gevaarlijk het is alles aan een brief toe te vertrouwen. Moge de Heer uwe zeer illustere eerbiedwaardigheid, aan wie ik mij geheel ter beschikking stel, in geluk en voorspoed bewaren.
Bazel, 5 februari 1528
De dienaar van uwe voortreffelijke eerbiedwaardigheid Erasmus van Rotterdam in mijn eigen hand
Aan de zeer illustere vorst Georg, hertog van Saksen, landgraaf van Thüringen en markies van Meissen