1937 Van Beatus Rhenanus en Bonifacius Amerbach
Bazel, 3 februari 1528
Deze brief is van de arbiters in het geschil tussen Erasmus en Heinrich Eppendorf (zie brief 1934).
Aangezien jullie met beider instemming ons het recht hebben verleend het geschil tussen jullie op vriendschappelijke wijze te beslechten, hebben wij besloten dat de heer Erasmus om moeilijkheden te vermijden en de christelijke eendracht te bevorderen de twee bepalingen uitvoert zoals hij schriftelijk heeft toegezegd. In plaats van de derde bepaling zal hij in dezelfde geest niet weigeren ongeveer twintig florijnen ter ondersteuning van de armen te geven, die naar ons inzicht moeten worden verdeeld. En wij zijn van mening dat dit uitgevoerd moet worden zonder eerverlies voor een van beiden, op zo'n manier dat jullie, na wederzijdse beëindiging van de beledigingen, klachten en verdenkingen, opnieuw kunnen wedijveren in welwillendheid waarbij het verleden wordt vergeten, alsof er niets gezegd of gebeurd is.
De heer Heinrich Eppendorf zal achterhouden wat hij eventueel heeft geschreven, en wij laten elk van beiden er vrij in of ze onderling genoegen willen nemen met een of ander blijk van hun welwillendheid of liever met wederzijdse goede wil.
Opgesteld te Bazel, de dag na Maria-Lichtmis, 1528
B. Rhenanus en B. Amerbach