1895 Van Andrzej Trzecieski
Wrocław, 28 oktober 1527
Een groet. U moet het mij vergeven, allervriendelijkste Erasmus, dat ik, een barbaar, totaal onbekend met muzen en gratiën, u, die in elke soort wetenschap onderlegd bent, met mijn ongeletterde brief stoor. Dat komt door uw vriendelijkheid en een soort goedheid, waarmee u illustere personen uit allerlei landen voor u wint, zodat ze u nooit meer kunnen vergeten. Ten huize van Antonin uit Košice, een oude kameraad van me, hoorde ik allemaal lovende verhalen over u en ook dat u hemzelf een bijzonder aardige brief had geschreven. Ook ten huize van de eminente heer Krzysztof Szydłowiecki, kanselier van onze vorst, werd er met groot respect over u gesproken, nadat uw Lingua was bezorgd.Ga naar voetnoot1. Zo kwam het dat ik u al een hele tijd een brief wilde sturen, ongeacht de slechte stijl. Maar het kwam er niet van wegens een slechte gezondheid, die me langdurig verzwakte. Die toestand was het gevolg van een hoofdwond die een edelman mij had toegebracht, die ik zelfs niet met woorden had gekrenkt, toen ik na het eten naar mijn hospes terugging; mijn vriend Antonin weet precies water gebeurd is. Ik was al bijna opgegeven, maar zijn medicamenten haalden me terug uit de onderwereld.
Wegens de allesverslindende pest, die rond Sint-Jan in Krakau was uitgebroken en in alle wijken van de stad rondwaarde, was ik naar Leipzig en uiteindelijk naar Erfurt gegaan, om de studie van het Grieks en Hebreeuws, waar ik mij altijd graag mee bezighield. Als mijn beperkte middelen het hadden toegelaten, had ik ook u bezocht. Nu, op de terugweg, trof ik te Wrocław een bodeGa naar voetnoot2. die in opdracht van de zeer eerwaarde heer Andrzej Krzycki, bisschop van Płock, en andere vooraanstaande personen die grote bewonderaars van u zijn, naar u onderweg was. Ik wilde hem niet laten gaan zonder hem een brief voor u meegegeven te hebben. Daarin wil ik u alleen het verzoek doen om uw dienstwillige Trzecieski in uw vriendenkring op te nemen en in uw geleerde brieven te groeten, iets wat hij altijd nastreefde en nog steeds nastreeft, of als vriendschap te veel gevraagd is, hem dan in elk geval onder uw nederige beschermelingen te rekenen. Het ga u goed; als uw bezigheden het toelaten, gun me uw antwoord.Ga naar voetnoot3.
Ik neem aan dat de voortreffelijke heren die nu deze bode sturen, u uitgebreid over alles hebben geschreven wat er aan nieuws uit deze omgeving was; anders had ik dat gedaan. Nogmaals, het ga u goed.
Wrocław, 28 oktober, in het jaar 1527 van onze verlossing
U krijgt de groeten van mijn landgenoot Johannes Rullus, die uw reputatie werkelijk als geen ander is toegedaan.