De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1893 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 294]
| |
bijna iedereen met enig verstand die het goed met mij voorheeft. Maar dit is nu eenmaal mijn lot; niettemin zweeg ik vaker dan dat ik antwoordde. Inderdaad heb ik er altijd spijt van gehad dat ik Cousturier antwoordde, maar ik deed dat op aandringen van een goede vriend.Ga naar voetnoot3. Dorp, wiens ware aard telkens weer bovenkwam, heb ik uiteindelijk overwonnen. Als je precies op de hoogte was van de gruwelijke plannen van Lee en de onzinnige bedenksels van Zúñiga, die zijn werkterrein wegens het geringe succes in Spanje naar Rome verplaatste,Ga naar voetnoot4. zou je milder oordelen over wat ik deed. Vorsten lieten niet toe dat ik me afzijdig hield in de kwestie-Luther. Bepaalde Parijse theologen begonnen ooit via de jou bekende persoonGa naar voetnoot5. hun eigen toneelstuk, dat ze nu op aandringen van diezelfde persoon hebben hervat, waarvoor ze Béda instrueerden; hem diende ik van repliek.Ga naar voetnoot6. Daarom wensen al mijn vrienden mij geluk dat dit nog tijdens mijn leven aan het licht kwam. Want ze keken dagelijks uit naar mijn dood. Toen ze zagen dat ik meer leven in mij had dan ze wilden, was hun geduld op en stormden ze het podium op, in de veronderstelling dat ze ongestraft hun stuk konden afmaken als Erasmus begraven was. Diezelfde persoonGa naar voetnoot7. flanste in Spanje opnieuw een lasterlijk pamflet samen en veroorzaakte daarmee zoveel tumult, dat het zelfs de keizer, het hof, de aartsbisschoppen en de universiteiten bezighoudt. Dat is alles waar dat domme wezentje, een geboren ruziemaker, toe in staat is. Ook nu zal hij trouwens geen voet aan de grond krijgen, ook al zou hij zeven monnikenordenGa naar voetnoot8. aan zijn kant hebben. Ik besteed ook niet zoveel tijd en moeite aan dit soort ruzies. Er wordt veel meer tijd en moeite aan brieven gespendeerd, die niet altijd even aangenaam of noodzakelijk zijn. Ik geloof graag wat je over predikanten schrijft, want ik zie dat zich een soort mensen ontwikkelt waar ik van gruw. Ik maak me grote zorgen over de afloop. Dit is het einde van eendracht, naastenliefde, trouw, regels, normbesef, wellevendheid. Wat blijft er over? Die opgeblazen jongeman over wie je schrijft,Ga naar voetnoot9. roept groot onheil over zich af, maar hij houdt niet op. Hoewel hij verantwoordelijk was voor de tragedie rond Hutten, waarbij hij misbruik van onze vertrouwelijke omgang maakte, vindt hij het vreemd dat ik de vorstGa naar voetnoot10. per brief aanraadde om dat talent met een of andere eervolle functie af te houden van die dwaasheden. | |
[pagina 295]
| |
Gelukkig dat je minder last van nierstenen hebt. Bij mij hebben ze plaats gemaakt voor een ander soort aandoening, chronisch, maar draaglijker. Ik heb de artsen vaarwel gezegd en me toevertrouwd aan God. Ik had er zelf al aan gedacht iets lovends over Albrecht Dürer te zeggen.Ga naar voetnoot11. Toch ben ik blij dat je me eraan herinnert. Nu vervloek ik die jicht ook omwille van mijzelf, omdat je daardoor je brief niet kon afmaken, terwijl brieven van jou niet lang genoeg kunnen zijn. Het doet me werkelijk deugd dat de keizer je eert naar je verdiensten.Ga naar voetnoot12. Kon hij ook maar je ziekte wegnemen! Tot zover jouw brief aan mij. Nu de brief waarin je als het ware triomfeert over Oecolampadius.Ga naar voetnoot13. Je wilde niet dat ik in deze kwestie als rechter optrad, maar dat belette mij niet veel plezier aan die brief te beleven, niet alleen omdat hij vol geestige opmerkingen staat, maar ook omdat hij laat zien dat jij vrolijk bent. Ik begreep eruit dat hij het opnieuw over mij heeft gehad, iets wat ik nog niet wist. Ik heb nooit gezegd dat zijn opvatting verreweg de beste was.Ga naar voetnoot14. Wel heb ik onder vrienden gezegd dat ik me bij zijn mening zou kunnen aansluiten, als het kerkelijk gezag die mening had goedgekeurd; maar ik zei erbij dat ik het op generlei wijze oneens kon zijn met wat de kerk zegt. Onder de kerk versta ik de consensus van de gehele christenheid. Of de huichelaars die je noemt dat ook hebben gezegd, weet ik niet. Ik meende dat in elk geval in alle eerlijkheid uit de grond van mijn harten heb nooit ook maar een moment getwijfeld aan de waarheid van de eucharistie. Hoe zwaar het gezag van de kerk voor anderen weegt, weet ik niet; voor mij in elk geval zo zwaar, dat ik met de arianen en pelagianen zou kunnen instemmen als de kerk hun leerstellingen had goedgekeurd. Het is niet zo dat de woorden van Christus voor mij onvoldoende zijn, maar het is vanzelfsprekend dat ik de interpretatie van de kerk volg, omdat het op haar gezag is dat ik in de canonieke boeken geloof. Wellicht hebben anderen meer verstand of kracht; ik vind nergens meer rust dan bij de onbetwistbare opvattingen van de kerk. Er komt geen eind aan de stroom redeneringen en argumentaties. Jij, met jouw inzicht, weet op welke passage uit je brief dit slaat. Ik had graag langer met je gepraat, maar ik kreeg de kans niet. De volledige Augustinus wordt gedrukt.Ga naar voetnoot15. Hoewel ik die last altijd heb geweigerd, wordt hij toch op mijn schouders gelegd. Het ga je goed. | |
[pagina 296]
| |
Bazel, de dag na het feest van Lucas, 1527 Je vriend Erasmus van Rotterdam Ik was een jaar geleden begonnen over de eucharistie te schrijven om de opvatting van Oecolampadius te weerleggen; ik heb nog altijd het eerste gedeelte. Maar ik bedacht dat ik er niets mee zou bereiken behalve dat ik hier ophef zou veroorzaken. Toen had Oecolampadius het namelijk voor het zeggen en nog steeds heeft hij het volk aan zijn kant. Bovendien hoorde ik dat de bisschop van Rochester en de Parijzenaren zich voor deze taak gereed hadden gemaakt.Ga naar voetnoot16. Verder heb ik ook zonder dat genoeg te doen. Nogmaals, het ga je goed. Doe Dürer namens mij de hartelijke groeten. Glareanus is je volledig toegewijd. Van Baer en de wijbisschopGa naar voetnoot17. krijg je eveneens bijval. Aan de zeer illustere heer Willibald Pirckheimer, raadsheer van Zijne Keizerlijke Majesteit |
|