In de felle brief aan Gachi, die als bedelmonnik leefde van liefdadigheid, klaagt Erasmus over zoveel ondankbaarheid: hij beult zich af om de tekst van bijbel en kerkvaders te herstellen, ten koste van zijn eigen gezondheid, en krijgt als dank alleen maar verwijten naar zijn hoofd, maar als iemand een korf vissen, kleding, een mand vol brood of een paar kazen als geschenk stuurt, wordt hij de hemel in geprezen! Bovendien is het absurd dat hij, terwijl hij volop in gevecht met Luther gewikkeld is, van achteren aangevallen wordt door mensen die aan dezelfde kant staan, zoals hij op meerdere plaatsen schrijft. Erasmus had recht van spreken, want in 1527 publiceerde hij het tweede deel van de Hyperaspistes (Schilddrager), zijn antwoord op Luthers De servo arbitrio (De onvrije wil). In brief 1804 aan Thomas More, die op voltooiing van de verdediging had aangedrongen, beschrijft Erasmus zijn positie tussen beide partijen in.
Dit deel laat goed zien hoeveel werk Erasmus inderdaad op het gebied van de kerkvaders verzette: er zijn vier brieven waarmee hij werken van Chrysostomus, Origenes en Ambrosius aan vrienden en beschermers opdroeg (nrs. 1841, 1844, 1855 en 1856). Al deze tekstuitgaven en vertalingen werden in Bazel gedrukt bij Johann Froben, met wie Erasmus sinds 1514 samenwerkte. Van oktober 1527 dateert Erasmus' voorwoord bij het tweede deel van zijn volledige uitgave van Augustinus (brief 1895a). Graag had Froben de voltooiing van alle tien delen beleefd. Hij overlijdt evenwel nog in dezelfde maand waarin Erasmus zijn voorwoord schreef. Erasmus herdenkt hem in brief 1900 aan Jan van Heemstede.
Erasmus kreeg in 1527 indirect te maken met de strijd om de Hongaarse troon, die betwist werd door Johan Zápolya en Ferdinand van Oostenrijk, de jongere broer van Karel v. In brief 1819, een soort vorstenspiegel gericht aan de Poolse koning Sigismund i, noemt Erasmus Zápolya koning van Hongarije. Niet al zijn vrienden konden dit waarderen. Ursinus Velius, geschiedschrijver in dienst van Ferdinand, kon niet anders dan verontwaardigd reageren (brief 1917). Erasmus paste de tekst aan alvorens die te publiceren.
In 1528 zou Guillaume Budé de briefwisseling met Erasmus beëindigen. In brief 1812 is hij evenwel nog volop op dreef. Hij beticht zijn correspondent ervan de Fransen beledigd te hebben. Erasmus had namelijk naar aanleiding van Galaten 3:1 (‘Galaten, u hebt uw verstand verloren’) op de verwantschap tussen de Galaten en de Galliërs gewezen! Voor de datering van zijn brief gebruikt Budé expres omschrijvingen van de christelijke feestdagen in de trant van de ciceronianen, overdreven navolgers van het taalgebruik van Cicero, die zowel door Erasmus als hemzelf werden verfoeid.
In Frankfurt, temidden van het rumoer van de halfjaarlijkse boekenbeurs, schrijft Henricus Caduceator, een huisleraar uit Mainz, een brief waarin hij