De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |
Erasmus van Rotterdam groet de zeer doorluchtige koning van Portugal Johan, de derde met deze naam, zoon van ManuelIllustere koning, vroeger hadden landbouwers die graag vroom en dankbaar wilden overkomen, de gewoonte juist met die gewassen, waarvan zij geloofden dat ze door de welwillendheid van de goden voor hen waren gegroeid, de gulheid van de afzonderlijke goden te erkennen. Zo boden zij Ceres een kroon van korenaren aan, Bacchus een van wijnranken, Hercules een van populier en Venus een van rozen. Want ze dachten dat de opbrengst van die gewassen overvloediger zou zijn, als zij met een klein geschenk de schepper van de goede gaven voor zich hadden gewonnen. Als de heidenen met hun bijgeloof dit deden, hoeveel gerechtvaardigder is het dan dat wij, die akkers met een betere opbrengst verbouwen, ons best doen de vorsten van de christenheid onze dankbaarheid te tonen met juist die studies die wij door hun toedoen met genoegen beoefenen? Door hun gunst en vrijgevigheid worden immers de studies van de humaniora gesteund, bevorderd en verrijkt. Vaak werd mijn geest hiertoe aangezet door de voortreffelijke eigenschappen van de onoverwinnelijke en beroemde koning Manuel, uw vader, - eigenschappen die door zijn wereldwijde faam als met de helderste loftrompet zijn verheerlijkt. Van deze talloze verdiensten werden de volgende met bijzonder applaus van alle christenen ontvangen: in de eerste plaats evenaarde hij door zijn daden en met zijn vriendelijke karakter Johan,Ga naar voetnoot1. die in goede herinnering voortleeft, de eerste met die naam, de tiendeGa naar voetnoot2. koning van Portugal en stichter van het geslacht; hij kreeg een rijk dat op zich niet groot was, meer als het spreekwoordelijke Sparta,Ga naar voetnoot3. maar breidde het zo uit dat het voor geen enkel rijk in beroemdheid en eervolle naam onderdoet. Vervolgens bracht hij de uitgestrekte zee, die zich vanaf de stad CeutaGa naar voetnoot4. bij de zuilen van Hercules tot aan de Chinezen in de staat India uitstrekt en voordien door aanvallen van barbaren volledig onbevaarbaar was, door zijn troepenmacht tot reus- | |
[pagina 289]
| |
achtig voordeel voor het christendom zo onder zijn heerschappij, dat onze mensen op een andere zee nauwelijks veiliger kunnen varen. Tegelijkertijd zette hij zich ook voor de verbreiding van de christelijke godsdienst in door op verschillende plaatsen een kweekplaats voor het katholieke geloof op te richten. Om te bereiken dat het geloof met meer succes en ruimer werd verbreid zorgde de man met zijn buitengewone wijsheid ervoor, dat een verdenking van zelfverrijking zijn overwinning op de barbaren niet aantastte. Er zijn acht grote steden in Afrika, die uw voorouders aan hun heerschappij hebben onderworpen, omdat vanwege piraten die vooral van daaruit aanvielen, voor niemand de vaart naar India veilig was. Maar men zegt dat deze u geen ander voordeel opleveren dan de kosten voor de verdediging van uw heerschappij. Ach, werd uw opvallende weldaad maar niet bedorven door de monopolies van enkele lieden.Ga naar voetnoot5. Want naar ik hoor ligt het aan hen dat, hoewel de invoer veel eenvoudiger is, de prijs van de waren niet verminderd, maar zelfs sterk gestegen is en dat sommige waren, zoals suiker, ons in een slechtere toestand en voor een hogere prijs bereiken. Maar wellicht zal het gezag van vorsten eens aan hun hebzucht paal en perk stellen. Intussen wordt uw plichtsgetrouwe geest niet van zijn verdiende lof beroofd. Allen die de naam van Christus gunstig gezind zijn, juichen deze schitterende daden toe. Zij raken mij meer, omdat Manuel met zoveel welwillendheid en zorg de beoefenaren van de meest eervolle wetenschappen en vooral de theologie heeft begunstigd. Hij heeft immers zijn innerlijke vroomheid, die een christelijke koning waardig is, ook meer dan eens in openbaar gemaakte brieven laten blijken. Terwijl ik met deze voortreffelijke geluiden ingenomen was, werd ik door aansporingen van sommige mensen nog meer aangemoedigd en kreeg ik het dringende verzoek om namens alle geleerden zo'n grote beschermheer van de wetenschap met een of ander teken te eren. Maar terwijl ik iets zocht wat mij gepast leek, is die man die de hemel verdiende, inmiddels aan de aarde ontrukt en naar de rustige woonplaats van de gelukzaligen overgebracht.Ga naar voetnoot6. Ik voelde weer een warme genegenheid voor hem zodra ik te weten was gekomen dat u, illustere vorst, de plaats van uw vader zo hebt ingenomen, dat het lijkt alsof hij niet is gestorven, maar in u, een jongeman van nauwelijks 26 jaar, weer tot bloei is gekomen. Want alles waarmee uw vader roemvol was begonnen, hebt u afgemaakt, wat hij voltooid heeft, hebt u versterkt, wat hij voortreffelijk gedaan had, hebt u uitgebreid en als hij iets achterwege gelaten had, hebt u het eraan toegevoegd. Want direct nadat u het koning- | |
[pagina 290]
| |
schap had aanvaard, hebt u de rechterlijke macht die door geldzucht van advocaten enigszins was aangetast, in de oude toestand hersteld. U hebt de vastgestelde salarissen voor de wetenschappers verhoogd, de mogelijkheden voor de scheepvaart verbeterd door uw vloot zeer goed uit te rusten en uw heerschappij ontdaan van het onkruid, dat het zeer vruchtbare gewas van oprechte godsdienstigheid dreigde te bederven. Terwijl u niet langer tevreden was met steun aan en bescherming van vooral professoren en studenten in de theologie, hebt u zich vanaf uw jonge jaren succesvol in het Grieks en Latijn laten onderrichten door de meest geleerde docenten, onder andere Luis de Teixeira, met wie ik in Italië, als ik mij niet volledig met zijn naam vergis, in nauwe en aangename vriendschap was verbonden, hetgeen ik tot mijn gelukkige momenten reken. Daarna hebt u zich in de mathematische vakken, astrologie, geografie en in kennis van het verleden (wat de belangrijkste filosofie voor koningen is) zo bekwaamd, dat u door uw voorbeeld liefde voor deze vakken bij luiaards en mensen met een aversie kunt opwekken. Waarom zou ik verder uw broer Fernando noemen? Samen met uw andere broers geldt hij voor u terecht als zeer dierbaar, maar toch dierbaarder dan de anderen, omdat hij bij het steunen en bevorderen van de wetenschap zich aan u als gelijkgezinde laat zien. Daarom bent u even geliefd bij de wetenschappers als de meest eervolle studies u ter harte gaan. Graag zou ik bij hen opgenomen willen worden, zelfs in de laagste rang. Zodoende heb ik het vaste vertrouwen gekregen, of als men liever wil de euvele moed gehad, om wat ik voor uw vader had bestemd, aan zijn zalige nagedachtenis en aan uw naam op te dragen. Terwijl ik dit wilde ondernemen, verstrekte, vermoed ik, God mij het materiaal. Ik kreeg uit Venetië een zeer oud Grieks handschrift toegestuurd, waarin ik verscheidene preken van Johannes Chrysostomus ontdekte die niemand eerder had vertaald. Toch verdienden zij het niet onbekend te blijven, integendeel, het was voor het christendom van groot belang dat zij in ieders handen zouden komen. Want ik denk dat er nauwelijks andere preken zijn, die zijn gouden mondGa naar voetnoot7. en lieflijke welsprekendheid evengoed weergeven. De onderneming pakte heel voorspoedig uit. Want naar men zegt schreef hij als eerste werk zijn Adversus Iudaeos, toen hij nog lector in Antiochië was. Van al zijn werken kennen de Grieken de hoogste lof op het gebied van de welsprekendheid toe aan zijn boek De functione sacerdotali, dat hij schreef toen hij al diaken was. HieronymusGa naar voetnoot8. verklaart dat dit het enige is dat hij heeft gelezen, omdat het natuurlijk het bekendst van alle was. Twee jaar | |
[pagina 291]
| |
geleden heb ik de Griekse tekst uitgegeven.Ga naar voetnoot9. Op mijn aandringen heeft Germain de Brie uit Auxerre hem in het Latijn vertaald.Ga naar voetnoot10. Hij bezit zo'n overvloedige welsprekendheid in Latijn en Grieks, dat hij de rijke bron van Chrysostomus met zijn eigen rijkdom bijna overtrof en ik mij nauwelijks kan voorstellen dat ik Chrysostomus uit een andere mond hoor spreken. Wat wij als het meest zorgvuldig geschreven werk van deze geleerde hadden, is heel gelukkig bij een gelijkwaardige kunstenaar terechtgekomen. De werken die mij ten deel zijn gevallen, zijn even nuttig, maar minder verfijnd, omdat hij ze voor de oren van een gemengd publiek schreef, terwijl De functione sacerdotali aan de zeergeleerde Basilius was gericht. De nieuwe werken die ik nu onder de bescherming van uw naam voor Latijnse toehoorders uitgeef, zijn de volgende: vijf preken tegen de Joden, vier over Lazarus, evenveel over het visioen van Jesaja en koning Uzzia, één over de lof aan Philogonius en over het waardig ontvangen van de eucharistie. Omdat ik enigszins aan de betrouwbaarheid van de auteur twijfelde, heb ik van het commentaar op de HandelingenGa naar voetnoot11. alleen maar een voorproefje opgenomen. Wat hiervan resteert zal ik, afhankelijk van de steun van geleerden, achterwege laten of als toevoeging laten verschijnen. Ik had ook andere werken van Chrysostomus, maar ze zijn te uitvoerig om ze nu te kunnen publiceren, want ik was door zoveel andere onderwerpen in beslag genomen, dat ik bij het vertalen hiervan soms gedwongen was tot de kortere weg van het dicteren mijn toevlucht te zoeken. Maar die zullen, als Christus mij gunstig gezind is, binnenkort worden uitgegeven. Er is immers geen andere schrijver aan wie ik liever mijn arbeidsuren en vrije tijd besteed. Meer dan andere kerkelijke schrijvers heeft hij werkelijk ‘ieder punt gescoord door het nuttige met het aangename te verenigen.’Ga naar voetnoot12. Want wie is duidelijker in zijn onderricht? Wie heeft met meer vuur ketters van hun ongelijk overtuigd? Wie behandelt vaker en vrijmoediger morele kwesties? Wie doet dat verder op een beter toegankelijke wijze? Zelfs zaken die van nature bitter zijn, maakt hij met zijn aangename en lieflijke stijl zoet. Sommige mensen verdragen wij vanwege hun gevlei met moeite, van hem kan men, ook als hij een terechtwijzing maakt, blijven houden. Hoe groot is overal zijn vooruitziende zorg voor de armen, hoe gewetensvol is zijn aansporing de plicht tot naastenliefde na te komen en hoe toegewijd is zijn aanbeveling voor monniken; naar ik meen kende de wereld toen geen betere. Ik ga voorbij aan het feit dat er nauwelijks een ander is die zoveel heeft | |
[pagina 292]
| |
geschreven, en hierbij is geen enkel onderwerp dat zaken behandelt die niet met het christelijk geloof te maken hebben. Onze Augustinus daarentegen, die met hem wellicht in de hoeveelheid geschriften zou kunnen wedijveren, besteedde veel energie aan vraagstukken op het gebied van grammatica, dialectica, muziek en profane filosofie. Hoewel Chrysostomus in deze vakken nauwkeurig was geschoold (want hij leerde als jongen, naar men zei, retorica onder Libanius en filosofie onder Andragathius),Ga naar voetnoot13. wekt hij toch nergens de schijn van uiterlijk vertoon, maar dwingt alle wetenschappen die mensen beoefenen, de christelijke godsdienst te dienen en brengt ze zo samen als men edele wijn met een weinig water verdunt. Want nergens is er een kleur of smaak van water, maar toch merkt men dat de wijn beter smaakt. Hoewel hij in geleerdheid en welsprekendheid uitmuntte, paste hij toch met een onvoorstelbaar verlangen te helpen nagenoeg al wat hij schreef aan de oren van het volk aan, en daardoor verlaagde hij zijn manier van spreken tot aan hun bevattingsvermogen, zoals een leraar met een jonge leerling eenvoudiger praat. Indien hij alles wat op deze manier en in deze stijl is geschreven, tegen het volk heeft gezegd, weet ik niet wat ik het meest moet bewonderen: hem die tegen zulke onophoudelijke preekarbeid opgewassen was, of het volk dat zo sterk naar kennis van de godsdienst verlangde. Daarbij valt het te betwijfelen of hij heeft toegestaan, dat zijn woorden onder het preken werden opgeschreven, hetgeen in heel wat geschriften van Augustinus duidelijk zichtbaar is. Of heeft hij, omdat het voorafgaande niet waarschijnlijk is, opgeschreven wat hij zou zeggen, of na het preken wat hij gezegd had op schrift gezet? Dat hij niet heeft gesproken op grond van wat hij had geschreven, blijkt in elk geval uit zijn eigen geschriften. Daarin staan veel reacties op hetgeen een toevallige gebeurtenis of tijdstip onverwacht aandiende, zoals een drukkere en levendigere bijeenkomst dan gebruikelijk, een onfatsoenlijk geschreeuw van het publiek of iets soortgelijks. Misschien schreef hij bepaalde werken om ze als het ware voor het volk voor te lezen, wat met de meeste geschriften van Isocrates het geval is. Het is immers niet waarschijnlijk dat hij als lector (hij was niets anders toen hij zijn Adversus Iudaeos schreef) het recht had in een preek het woord te voeren, tenzij een dergelijke lector misschien speciale toestemming had zijn geschriften voor het volk voor te lezen. Er is nu in de Heilige Schrift niets zo verborgen, wat hij met zijn behandeling niet zogezegd tot een theaterstuk en populair heeft gemaakt. Wat verstopt is, spoort hij zo op, maakt hij zo duidelijk en brengt hij zo voor ogen, dat men kan zeggen dat hij iemand is die de toeschouwers met een schilderij van een bijzonder vakmanschap vasthoudt. Hoe langer en nauwkeuriger men dat bekijkt, des te meer komt onmiddellijk iets nieuws tevoorschijn dat aan | |
[pagina 293]
| |
het oog was ontgaan en waarvan de ontdekking een genoegen teweegbrengt. De Heilige Schrift lijkt inderdaad op zo'n schilderij, dat die onvergelijkbare kunstzinnige geest met een hemels penseel voor ons heeft geschilderd. Als wij dit voortdurend bekijken, ontkomen we aan de ellende van deze wereld en beleven we aan kennis van eeuwige zaken altijd een nieuw genoegen. Natuurlijk kan niemand dit schilderij geschikter uitleggen dan degene die zelf een uitmuntend kunstenaar is en scherp ziet. Zie bijvoorbeeld hoe onze auteur Lazarus en de rijke man ten tonele voert.Ga naar voetnoot14. Wie anders zou hebben waargenomen wat hij daar laat zien? Terwijl de toeschouwer al op het punt staat te vertrekken, omdat hij denkt dat er niets meer overblijft, roept hij hem terug en zegt: ‘Ach, er blijft nog iets anders over dat bij uitstek aandacht verdient.’ Daarna laat hij u het een na het ander zien en staat u niet toe bij het schilderij weg te gaan. Ten slotte laat hij u weggaan, terwijl u nog naar meer verlangt. Dikwijls gebruikt hij metaforen en vergelijkingen, omdat zij zeer veel aan de duidelijkheid en aantrekkelijkheid van de stijl bijdragen. Bij het vinden hiervan roept hij bewondering op, maar bij de behandeling is hij een veel bewonderenswaardiger kunstenaar. Hij doet dat afhankelijk van de omstandigheden die gelijk, belangrijker of minder belangrijk zijn. Verbazingwekkend is het wat voor nuances hij bedenkt om iets te verkleinen of te vergroten. Herhaaldelijk voegt hij prikkels toe, nu eens prijst hij de leergierigheid van zijn toehoorders, dan weer levert hij kritiek op hun luiheid; nu eens belooft hij te vertellen wat de moeite van het weten waard is, als hij ziet dat ze vol verlangen opletten, dan weer wijst hij met verschillende redenen op het belang van het onderwerp dat hij zal behandelen; soms herhaalt hij wat hij daags tevoren had gezegd en niet zelden doet hij dit in dezelfde preek. Deze concessies deed hij, een zeer welsprekende man, aan de geest van de massa die even onontwikkeld als vergeetachtig is. Zij begrijpt niets, als men het niet helder en in grote lijnen behandelt, en onthoudt niets tenzij men het met voortdurende herhalingen inprent. Dit heb ik naar voren gebracht om te voorkomen dat iemand hem om zijn breedsprakigheid veroordeelt, omdat hij met zijn naastenliefde, die niets anders dan stichtelijkheid beoogt,Ga naar voetnoot15. aan de zwakheid van zijn toehoorders tegemoetkwam. In zijn brief aan de Tessalonicenzen paste Paulus zich op deze wijze aan hun eenvoud aan en werd te midden van hen een kind, zoals een voedster haar kinderen koestert.Ga naar voetnoot16. Nergens hanteert hij scherpzinnige uitspraken en kreten waarmee men bij een preek instemmend gejuich pleegt | |
[pagina 294]
| |
op te wekken - een manier van spreken die Hieronymus en Ambrosius graag toepasten. Hij neemt geen grappen op, die Tertullianus dikwijls en soms buitensporig vaak invoegt en Hieronymus nog vaker, maar fascineert zijn toehoorder met een onophoudelijk aangename en toegankelijke stijl, en boeit meer door zijn vroomheid dan door zijn geestigheid. Een kerkelijke redenaar zal gemakkelijker ontdekken hoe hij zijn toehoorders voor zich kan innemen, als hij gedaan krijgt dat het volk datgene wat hij verkondigt, begrijpt en liefheeft. Juist in de geheimen van de Schrift is er voldoende stof om vrome zielen genoeglijk te strelen, ook als er geen lokmiddelen uit de platte humor van dichters of komedianten worden aangewend. Als hij die onderricht geeft vol vuur is, zal hij hetzelfde vuur eenvoudig overbrengen; als hij veel vreugde beleeft aan wat hij verkondigt, zal hij zonder moeite hetzelfde gevoel naar de harten van zijn toehoorders overhevelen. Deze geest en deze gulden mondGa naar voetnoot17. die voor het openbare leven waren bestemd, heeft Christus in een heraut van het evangelie veranderd. Ik zou wensen dat de christelijke wereld nu overal zulke redenaars had! Want vooral van hen hangt het onderwijs in de hele staat af. Omdat het volk zelden predikers van het evangelie hoort en bekwame predikers nog minder, onthouden we bijna niets van de leerstellingen van de filosofie van het evangelie, zijn we zo onverschillig voor de essentie van de naastenliefde en geloven we met zoveel twijfel aan zaken die volstrekt zeker moesten zijn. Toch is tegenwoordig het bestaan van sprekers gerieflijker dan het vroeger was. Want toen hielden de restanten van het heidendom, gladiatorengevechten, paardenrennen, atleten, vuistgevechten en andere circuswedstrijden het volk van een heilige preek verwijderd; bischoppen hadden alleen de macht van hun tong. Bovendien werden ze juist in hun preken gedwongen iets uit het theater toe te laten - gefluit, applaus, toejuichingen en vaak onfatsoenlijke gebaren - waarmee het enthousiasme van de spreker onderbroken of aangetast kon worden. Toch sprak Chrysostomus iedere dag tot het volk en had hij een groot gehoor. Want wie zou niet liever naar zo'n man willen luisteren die zo aangenaam over goddelijke zaken sprak, dan naar gladiatoren of paardenrennen kijken of dobbelen? Nu zijn deze openbare attracties verdwenen. Het nederige volk luistert rustig met grote eerbied en laat geen tegengeluid horen, ook als er iets dwaas vanaf de kansel wordt verkondigd. Toch is het verbazingwekkend hoe zeldzaam geschikte predikers zijn, hoewel er overal zo'n overvloed aan bisschoppen, priesters en monniken is. Daarom komt van uw weldaden, illustere koning, niet de minste eer toe aan het feit dat u in uw vroomheid er ook over waakt dat er geschikte mensen zijn om de leer van het evangelie onder het volk te verspreiden. | |
[pagina 295]
| |
Constantinopel beleefde door alle soorten schoonheid en rijkdom een grote bloei, maar keizer Arcadius meende dat zijn stad en zetel van de hoogste macht niet schitterend genoeg was, als hij niet ook een bijzondere heraut van het evangelie had.Ga naar voetnoot18. Daarom liet hij Johannes Chrysostomus voor de functie van het priesterschap dat Nectarius door zijn dood had nagelaten, uit Antiochië naar Constantinopel komen. Ik zou willen dat alle vorsten het voorbeeld van Arcadius en u, voortreffelijke koning, navolgden en dat zoveel mogelijk priesters hun best deden het toonbeeld van Chrysostomus te bereiken. Als dat zou gebeuren, werd de wereld niet door zoveel oorlogen en meningsverschillen geteisterd en stonden wij allemaal verder van het jodendom en het heidendom af. Dan zou Christus bij ons koning zijn en zouden wij onder zijn vaandels van een gelukkige rust genieten. Ten slotte zouden de grenzen van de heerschappij van Christus zich verder uitstrekken. Want ik vrees dat ons gedrag voor een deel de oorzaak ervan is dat Turken, mohammedanen, Saracenen, Moskovieten, Grieken en andere half-christelijke en afvallige volkeren zich niet in de schaapskooi van Christus verenigen en dat joden niet van hun blindheid genezen, waarin zij al zoveel eeuwen gevangen zijn. Het zou mij verbazen, als de heldere argumenten van Chrysostomus en de dwingende bewijzen van de Schrift hen niet ertoe zouden brengen zich tenminste te schamen voor of spijt te hebben van zo'n langdurige ellende. Dit ongelukkig mensengeslacht heeft het aan de apostel Paulus te danken dat het nog in leven is en dat er nog een kweekplaats bestaat waardoor herstel mogelijk is. Want in Romeinen 11 gaf Paulus ons goede hoop dat zij een keer verstandig worden en met ons de ware Messias erkennen en dat er één herder en één schaapskooi komt.Ga naar voetnoot19. Met deze hoop worden zij door ons in de gaten gehouden. ‘Want ik wil niet, broeders,’ zegt hij,Ga naar voetnoot20. ‘dat u onkundig bent van dit geheim, omdat ik wil voorkomen dat u verwaten bent: een deel van Israel is met blindheid getroffen, totdat het volle aantal heidenen is gekomen; en zo zal heel Israel gered zijn zoals geschreven staat:Ga naar voetnoot21. “Uit Sion zal de bevrijder komen en de goddeloosheden van Jakob afwenden.”’ En verderop: ‘Want zoals ook u eens niet in God geloofde, maar nu door hun ongeloof barmhartigheid hebt verkregen, zo zijn zij nu ook ongelovigen geworden, omdat u barmhartigheid hebt verkregen, zodat zij ook barmhartigheid kunnen verkrijgen.’ In hetzelfde hoofdstuk verkondigt hij opnieuwGa naar voetnoot22. dat de | |
[pagina 296]
| |
ondergang van het joodse volk de mensen niet tot wanhoop moet brengen: ‘Ze zijn toch niet gestruikeld om te vallen? Verre van dat. Maar door hun val verkregen heidenen het heil, zodat dit de joden tot naijver aanzette. Maar als hun val rijkdom voor de wereld betekent en hun vernedering rijkdom voor de heidenen, hoe groter is dan de rijkdom bij hun volledige bekering? Want tot u, heidenen, spreek ik, voor zover ik apostel van de heidenen ben; ik geef mijn taak aanzien, in de hoop mijn volk tot afgunst aan te zetten en enkelen van hen te redden.’ Als de joden van Christus afvallen en wij aangenomen zijn om op onze beurt hen tot navolging op te roepen, moeten wij ons ervoor inzetten, dat in ons hele leven de waarheid, de zuiverheid en de oprechtheid van het evangelie weer glans krijgen. Laten ook wij ons evangelie glorie verlenen. Dit is vooral de taak van bisschoppen en priesters, die boden van de HeerGa naar voetnoot23. worden genoemd; uit hun mond zoekt het volk de wet van zijn God. Toch kan iedere christen zijn aandeel leveren in de glorie van het evangelie, als hij aan de wereld verzaakt en in de hemel zijn verblijfplaats heeft. Want zo zal het gebeuren dat zowel Turken als joden bij het zien van onze goede werken, onze vader die in de hemelen isGa naar voetnoot24. verheerlijken en in een dergelijk gezelschap opgenomen willen worden. Met uw vrome instelling verleent u geen onbelangrijke bedrage aan de verheerlijking van het evangelie, doordat u mensen die op onvruchtbare akkers het zaad van de katholieke leer verspreiden, steunt en begunstigt. Hoe dichter deze bij het voorbeeld van deze Chrysostomus komen, des te meer mensen zullen zij overhalen aan onze godsdienst deel te nemen. Omdat u, illustere koning, dit met grote toewijding en buitengewoon plichtsbesef doet, bid ik dat de hoogste vorst van deze wereld, die het schip van de kerk met zijn geheime en ondoorgrondelijke plannen bestuurt en bij zulke zware stormen beschermt, u genadig wil zijn. U hebt de onoverwinnelijke keizer Karel naast u, even gelijkgezind als u in zijn verlangen de christelijke godsdienst te herstellen en te bevorderen als door verwantschap met u verbonden.Ga naar voetnoot25. Ik stond op het punt van uwe majesteit afscheid te nemen, maar meende eerst te moeten waarschuwen dat een argeloze lezer zich niet beledigd mag voelen. De passages uit de Heilige Schrift die worden geciteerd, heb ik volgens de Griekse tekst die ik in het handschrift aantrof, weergegeven. De | |
[pagina 297]
| |
Griekse tekst lijkt niet alleen die van de Septuagint te zijn, maar is ook aangepast aan de uitgave van Aquila, Symmachus en Theodotion. Ik werd verhinderd de Latijnse uitgaveGa naar voetnoot26. daarvoor in de plaats te gebruiken, omdat de strekking van een zin herhaaldelijk niet met mijn lezing overeenstemde. Vaak gebeurde dit bij het Nieuwe Testament, maar het verschil in tekst komt bij het Oude Testament veel vaker voor en valt veel meer op. Bij het citeren bestaat er een grote overeenstemming tussen de Griekse kerkleraren Gregorius van Nazianze, Basilius, Chrysostomus, Athanasius, Theophylactus, Cyrillus en anderen, die met hun zeergeleerde geschriften de filosofie van Christus bijzonder verhelderen. Juist vanwege het grote nut hiervan zou het de moeite waard zijn de boeken van het Nieuwe Testament volgens de lezing van Grieken aan het Latijnse gehoor aan te bieden. Ik heb dit een tijd geleden onder veel protesten van mijn critici, maar met heel veel profijt voor de geleerden gedaan. Bij de boeken van het Oude Testament bracht een grotere noodzaak anderen ertoe hetzelfde te doen. Degenen die voor ons Cyrillus, Chrysostomus en Theophylactus in het Latijn hebben vertaald, wilden de tekst liever met de vertaling van de Vulgaat vervangen. Vaak is hierdoor iets lachwekkends ontstaan, omdat de stem van de tekst anders klinkt dan de citer van het commentaar. Indien iemand die nu de lezing van Cyprianus, Tertullianus, Ambrosius en Augustinus onder protest van hun commentaren aan onze vertalingGa naar voetnoot27. wil aanpassen, met iets doms bezig is, diende dit nog veel minder te gebeuren bij het vertalen van de Grieken, die de vertaling van Hieronymus nooit hebben aanvaard. Daarom hoop ik dat u, illustere koning, zo vriendelijk wilt zijn deze krans die met bloemen van Chrysostomus is samengesteld en die ik u namens alle geleerden aanbied, goedgunstig te aanvaarden. Moge de Heer Jezus uwe majesteit beschermen en voorspoed verlenen. Bazel, 24 maart 1527 |
|