De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1794 Aan Guillaume Budé
| |
[pagina 282]
| |
Ik heb al de vierde editie van het Nieuwe Testament met aantekeningen laten verschijnen.Ga naar voetnoot5. Bij het herlezen hiervan zag ik dat ik op verscheidene plaatsen eervol melding van je maakte.Ga naar voetnoot6. Ik weet dat je meer lof verdient en dat het niet nodig is mijn lamp naar de zon van je roem te brengen. Ten slotte zal ik niet ontkennen dat mijn pennenvruchten door de glans van je naam enig licht hebben gekregen. Daarom is er geen reden om een wederdienst van je te verlangen, maar toch zou ik wensen dat jij aan je geschriften, vooral die waarvan je vermoedt dat ze bij uitstek onsterfelijk zullen zijn en het meest in de handen van mensen slijten, niet zozeer lof voor mij, maar een vermelding van je welwillende gezindheid jegens Erasmus toevoegt. Er zijn immers mensen die vermoeden dat jij een weinig gunstig oordeel over mij hebt. Ik zou willen dat deze verdenking volledig ongedaan wordt gemaakt, niet alleen om mij, maar veel meer om de algemene reputatie van de wetenschap; voor de bevordering hiervan is het van groot belang dat degenen die zich voor deze zaak inspannen, onderling met wederzijdse welwillendheid zijn verbonden. Ik hoor dat de meest christelijke koningGa naar voetnoot7. de goede studies krachtig steunt. Als jullie hem bij de wedloop, zoals men zegt,Ga naar voetnoot8. aanvuren, vertrouw ik erop dat de zaak heel gunstig zal verlopen. Geloof me, er is niets dat de roem van jullie universiteit meer verduistert dan het feit dat jongeren na nauwelijks de grammatica te hebben geproefd naar de sofistiek worden gesleurd en naar die vakken, waarmee zij voor het strijdperk van de scholastiek worden bewapend. Weliswaar zijn die vakken zinvol om een oordeel te kunnen geven, maar kennis van de talen is eenvoudigweg noodzakelijk. Zonder in de kunst van het discussiëren bedreven te zijn kunnen veel mensen op juiste wijze oordelen, maar zonder kennis van de taal kan niemand wat hij hoort of leest begrijpen. Aanvankelijk zullen sommige mensen protesteren, maar dat tumult zal weldra verstommen. Alle jongeren staan aan onze kant. De ouderen die in het openbaar protesteren, verlangen in het geheim naar deze uitbreiding van de studies. Daarvan getuigen de werken van Hoogstraten, die met de dag verzorgder verschijnen, het blijkt ook uit de geschriften van Cousturier en Béda. Zelfs Clichthove schrijft heel wat verfijnder dan gebruikelijk en ook Latomus verwaarloost stijlzuiverheid niet. Longueil is ons vroegtijdig ontvallenGa naar voetnoot9. en heeft bij de Italianen een grote | |
[pagina 283]
| |
bekendheid achtergelaten omdat hij Ciceroniaan was. Toch zie ik niemand bij hen verschijnen die echt Cicero laat weerklinken, tenzij alleen maar met een dun laagje van zijn stijl en enkele uitgekozen woorden. Wie de geest van Cicero volledig weergeeft, is voor mij echt een Ciceroniaan. In Rome bestaat een koor van geleerden, die ternauwernood de roem van Duitsers of Fransen kunnen verdragen. Zij hebben een coryfee en een aanvoerder die je niet onbekend is.Ga naar voetnoot10. Zoals geen eerbewijs voor hem voldoende is, zo kan hij het niet accepteren dat iemand, god of mens, naast hemzelf wordt geprezen. Ze zijn ook grotere vijanden van mij geworden, omdat ik ergens in een brief aan je schreef dat je met mensen als Ermolao Barbaro en zelfs Plinius kon wedijveren. Maar hoe minder welgezind zij ons zijn, met des te nauwere vriendschapsbanden dienen wij ons met elkaar te verbinden. Het ga je goed. Bazel, 23 maart 1527 |
|