De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
1792a Aan Conradus PellicanusGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 280]
| |
voorspeld dat een toneelstuk dat zo wordt opgevoerd, een weinig gelukkige afloop zal hebben. Zwingli citeert ergens een passage uit een Paraphrasis van mij.Ga naar voetnoot9. Vindt hij, die eerder had geschreven dat ik niets wist,Ga naar voetnoot10. mij nu zo belangrijk? Oecolampadius heeft, naar ik hoor, in een preek kritiek op een redenaar geleverd, en daarmee bedoelde hij mij - zo legt men dat uit. Ook in het werkje De eucharistiaGa naar voetnoot11. waarmee hij aan WillibaldGa naar voetnoot12. een antwoord gaf, heeft hij kritiek op mij. Maar in het voorwoord bij JesajaGa naar voetnoot13. overlaadt hij mij met lof die afgunst opwekt. Hij kamt mij ook af in zijn commentaar op de brief van Johannes,Ga naar voetnoot14. zonder mijn naam te noemen, maar wel door mijn woorden te citeren, hoewel die passage door mij was veranderd. Hij legt mijn woorden niet erg helder uit. Ik had gezegd: ‘Hoeveel werelden zijn hier!’, waarmee ik bedoelde dat die brief van Johannes is, omdat hij aan dergelijke herhalingen genoegen beleeft. Maar hij geeft mijn woorden weer alsof ik het wijdlopige taalgebruik van Johannes heb veroordeeld. Een voortreffelijke vriend, omdat ik om hem een gunst te bewijzen een mening moest verkondigen die in de ogen van Luther ketters is! Hoe mooi citeert Zwingli de passageGa naar voetnoot15. waarin ik het woord ‘consecrare’ gebruik! Desondanks concludeert hij dat ik iets anders meen dan wat ik zeg. Ik denk dat de magistraat hier niet zo dwaas zal zijn dat hij iedereen die met Oecolampadius van mening verschilt, de stad uitjaagt. In je brief stond helemaal niets dat mij niet erg tegenstond. Het ga je goed. Bazel, in het jaar [1526] |
|