1785 Van Mercurino Gattinara
Valladolid, 10 februari 1527
Mercurino Gattinara, kanselier van keizer Karel, groet Erasmus van Rotterdam
Ik heb nu een reden met mijzelf tevreden te zijn, omdat ik zie dat ik iets bijzonders met zo'n belangrijk persoon deel. Want u, om zoveel redenen een voortreffelijk iemand, schrijftGa naar voetnoot1. dat u met een geruster hart de wereld zult verlaten, indien u nog mag beleven dat deze wereldwijde beroering in de gewenste rust is veranderd. Ik hoop dat het mij vergund is dit te zien! Er is niets dat ik zo vurig wens, niets dat ik met zulke intense verlangens tracht te bereiken. Als wij zouden meemaken dat de houding van alle christelijke vorsten en ook bisschoppen in dit opzicht dezelfde is als die van de keizer, bleef er voor het ware geluk voor het christendom niets te wensen over. Maar omdat een ongunstig lot zich tegen ons keert en iedereen vastberaden op zijn persoonlijke voordeel uit is (als men het al voordelen mag noemen), zien we dat het christendom overal op zijn grondvesten schudt. Toch wil ik de moed niet verliezen. Want ik hoop dat binnenkort niet alleen het meningsverschil wordt bijgelegd, maar dat ook de fouten waaruit deze woelingen zijn voortgekomen, worden verbeterd. Maar wat u betreft weet ik hoe zwaar de wereld aan afgunst lijdt en hoe oud de samenzwering is van alle verdorven lieden tegen rechtschapen en vrome mensen en van barbaren tegen geleerden. Maar wat kunnen boze tongen u, die alleen maar op Gods glorie en algemeen welzijn uit bent, hinderen zolang u voortdurend doet wat u doet? Dat wil zeggen dat u altijd ervoor zorgt de schone letteren, de humaniora en de ware vroomheid te bevorderen. Was het mij maar mogelijk u met een niet alledaags teken duidelijk te maken wat mijn gevoelens voor u zijn. U zou dan in ieder geval mijn oprechte wil kunnen zien; ik zal mijn best doen dat u het begrijpt.
Aan de Leuvense universiteit schrijf ik wat u in de bijgesloten kopie van mijn briefGa naar voetnoot2. kunt lezen. Ik ben werkelijk verbaasd over de arrogantie en schaamteloosheid van zulke belangrijke mensen, maar het verheugt mij dat u is overkomen wat bij mij al vaker is gebeurd. Heel veel mensen heb ik immers meegemaakt, die mij met de meest hardnekkige haatgevoelens achtervolgden en verlangden dat ik van het hof van de keizer werd verwijderd, terwijl zij zelf al eerder van de levenden zijn heengegaan. Ik hoor dat dit twee