De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1784a Van Mercurino Gattinara aan de Universiteit van Leuven
| |
[pagina 262]
| |
te zeggen gewetenloos. DaaromGa naar voetnoot2. dient u zich, geachte heren, met uw aanmatigende tongen en geschriften te beperken; behalve meningsverschillen kan dit niets opleveren. Al meer dan voldoende lijdt de wereld aan de ziekte van meningsverschillen, ook als er geen nieuwe onlusten bijgehaald worden. Er zijn al meer dan voldoende mensen die openlijk de leer van Luther steunen, zelfs als degenen die deel willen uitmaken van de katholieke kerk en daarin tot nu toe hebben volhard (en ze hebben niet alleen volhard, maar strijden ook voorzover hun krachten het toelaten tegen de vijanden van de kerk), niet door valse beschuldigingen naar diens partij worden geduwd. Want het is godgeklaagd dat Erasmus die aan het front strijdt en met Luther slaags raakt, door mensen voor wie hij vecht in de rug wordt aangevallen. Alsof het niet voldoende zou zijn dat die voortreffelijke man door waanzinnige pamfletten van Luthers aanhang die in het Latijn en het Duits zijn geschreven, wordt gestenigd. We moeten er eerder voor zorgen overlopers naar het kamp van de kerk terug te roepen dan vrienden daaruit te verwijderen. Zelfs als er iets in de boeken van Erasmus voorkwam dat onzorgvuldig geschreven leek, hetgeen tot nu toe geen auteur heeft kunnen vermijden, is het toch niet nodig dat juist in deze gevaarlijke tijd en met zoveel rumoer te bespreken, vooral omdat hij zelf laat zien dat zijn geest naar ware vroomheid streeft, dat hij zijn geschriften aan het gezag van de kerk heeft onderworpen en zich altijd bereid heeft verklaard iets te verbeteren of uit te leggen, als goede en rechtschapen mensen terecht aan iets aanstoot nemen. Want mensen die door haat zijn bevangen, zijn nooit met iets tevreden. Oordelen uit liefde zijn blind, maar oordelen uit haat zijn het nog meer. Daarom is het in ieder geval eerlijk dat we enige waarde toekennen aan zoveel uren nachtelijke arbeid, waarmee hij van dag tot dag de humaniora en de theologie heeft bevorderd en dit nog steeds doet. Ik meende u het bovenstaande te moeten schrijven, in de hoop dat u na deze vertrouwelijke en oprechte vermaning zich bekommert om de waardigheid van de keizer, de rust in de staat en vooral in uw provincie, en om het aanzien van de godsdienst en uw befaamde universiteit. Wanneer ik merk dat mijn brief bij u van enig gewicht is geweest, zal ik dit als een grote weldaad beschouwen en u en uw universiteit naar beste kunnen bij de keizer steunen. Het ga u goed, uit [Valladolid] |
|