1784 Van Nicolaus Vesuvius
Mussy, 8 februari [1527]
Gegroet, achtenswaardige Erasmus. Door de schuld van AntonGa naar voetnoot1. bereikte mijn brief je de afgelopen dagen niet. Want toen hij hierlangs naar Bazel reisde, wilde hij liever de weg drie of vier mijl korter maken dan mij bezoeken en zijn vrienden een genoegen doen.
Ik zou je geschreven hebben wat naar ik meen anderen nu hebben bericht, namelijk dat enkele werken van Erasmus, zoals de Colloquia, de Lof der zotheid en de Parabolae door een besluit van de theologische faculteit van Parijs zijn verboden, omdat ze met het geloof en de moraal minder overeenstemmen. Ik denk dat het je niet aan een plan ontbreekt voor wat je in deze kwestie moet doen. Mijn bisschopGa naar voetnoot2. die altijd met veel achting over je oordeelt en spreekt, vindt het onaangenaam dat je zoveel last is bezorgd, en beschuldigt deze lieden van schaamteloze kwaadwillendheid. Terwijl ze naar jou hadden moeten luisteren en eerbied hadden moeten hebben voor je belangrijke geschriften, proberen ze met weet ik wat voor onzin en discussies jou van betere en meer verheven studies die je toch niet moet onderbreken, af te leiden. Ik weet wat serieuze mensen, die ik vaak in Parijs, aan het hof en hier ontmoet, over je denken en zeggen. Je moet beslist niet het gevoel hebben dat alle theologen je tegenstanders zijn. Er zijn er ook verscheidene, en zelfs zeer veel, die verzekeren dat Erasmus een voorbeeld voor de humaniora is. Ze zijn bang