De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| ||||||||||||
1779a Het eerste testament van Erasmus
| ||||||||||||
[pagina 250]
| ||||||||||||
Aan Sigismundus,Ga naar voetnoot4. corrector bij Froben, al wat er van mijn kleren overblijft, 26 gewone dukaten met een vergulde lepel. Mijn hele bibliotheek heb ik al een tijd geleden voor vierhonderd goudstukken aan de zeer illustere Poolse baron Jan Łaski verkocht, waarvan hij er tweehonderd heeft betaald. De Griekse perkamenten en papieren handschriften zijn hiervan uitgezonderd; als hij ze wil hebben, moet hij daarvoor afzonderlijk betalen, zoals de documenten zullen laten zien. Bij de uitgave van mijn werken wil ik dat door de erfgenaam en de executeurs het volgende wordt gedaan, dat wil zeggen: zij moeten ervoor zorgen dat al mijn werken, indien mogelijk, door Johann Froben of een ander worden gedrukt, smaakvol en voor zover mogelijk met waardigheid, verspreid over delen zoals ik in de CatalogusGa naar voetnoot6. heb aangegeven. Om de drukker behulpzaam te zijn wil ik dat direct na de aanvang van het werk hem per jaar driehonderd gulden wordt betaald, als hij dit binnen vier jaar heeft voltooid, en vierhonderd als dit binnen drie jaar gebeurt. Tot deze werken dient men niet de geschriften van de heilige Hieronymus en Hilarius te rekenen of van anderen die op gelijke wijze door mij zijn uitgegeven, als het de drukker geen voordeel oplevert; toch zou ik dit ook willen, als het voor een redelijke prijs eraan toegevoegd kon worden. Ik wil niet dat correctoren toestemming krijgen hun toevoegingen in mijn werken aan te brengen; ze moeten alleen maar fouten verbeteren die door onzorgvuldigheid van de drukkers of van mij zijn gemaakt, mits het maar duidelijk is; ze moeten dat na onderling overleg met zo weinig mogelijk woorden doen. Ook moet men nauwgezet waken bij het weergeven van citaten van auteurs, boeken en hoofdstukken. Ik heb het liefst dat deze taak wordt toebedeeld aan Henricus Glareanus, Conradus Goclenius, Beatus Rhenanus, Bonifacius Amerbach, Basilius Amerbach en Sigismundus. Als zij weigeren, gerechtig ik mijn erfgenaam hen door andere geschikte personen te vervan- | ||||||||||||
[pagina 251]
| ||||||||||||
gen. Als Conradus Goclenius zo vriendelijk wil zijn de onderneming in Bazel te leiden, wil ik dat hem vier jaar lang jaarlijks honderd kronen worden uitbetaald, afgezien van wat de drukker hem geeft, als hij tenminste wat wil geven; aan Glareanus zestig goudguldens voor evenveel jaren en veertig aan Sigismundus. Mijn erfgenaam moet naar eigen goeddunken beslissen over de medewerking van hem en zijn broer, als zij dat willen. Maar omdat het onzeker is welke medewerking iedereen zal verlenen, laat ik het aan mijn erfgenaam over om naar eigen goedvinden of naar het oordeel van de executeurs het salaris te verminderen of te verhogen, afhankelijk van de geleverde medewerking. Toch zou ik niet willen dat er meer dan drie of ten hoogste vier correctoren worden ingezet; als er twee voor het werk voldoende zijn en deze met hun ijver het geringe aantal compenseren, moeten zij zoveel meer salaris ontvangen. In de overeenkomst met de drukker laat ik het ook aan de erfgenaam en de executeurs over de beloning te regelen in overeenstemming met de waardigheid van de uitgave en de hoeveelheid exemplaren die hij zal drukken. Ik zou niet willen dat het om minder dan 1500 exemplaren gaat. Graag zou ik hebben dat men met Froben of degene die zijn opvolger is, genereus onderhandelt. Als hij desondanks weigert het karwei op zich te nemen, dienen zij een ander te zoeken. Als de erfgenaam of de executeurs hiervoor kosten maken, wil ik dat dit van het overgebleven geld wordt afgetrokken, zodat ieders legaat intact blijft. Van de afzondelijke delen moeten zij twintig exemplaren zorgvuldig laten binden, zodat ze na voltooiing van het werk
| ||||||||||||
[pagina 252]
| ||||||||||||
Als sommigen van hen zijn overleden,Ga naar voetnoot14. mag mijn erfgenaam anderen die hij wil, uitkiezen. De overeenkomst met de drukkers moet in het geheim worden gesloten, om te voorkomen dat een kwade genius verschijnt en het goede werk onderbreekt. Ik wil dat tot het aantal te verzenden sets ook mijn uitgaven van HieronymusGa naar voetnoot15. en HilariusGa naar voetnoot16. worden meegerekend. Wat er overblijft wanneer dit is voltooid en er een berekening van is gemaakt, dient aan goede doelen te worden besteed, met name steun aan veelbelovende jongemannen en bruidsschatten aan eerzame meisjes. De zorg voor de begrafenis dient mijn erfgenaam te dragen; zij moet niet armetierig en evenmin luxueus zijn, volgens de rite van de kerk zodat niemand hierover kan klagen. Ik ben niemand iets verschuldigd, ik heb geen erfgenaam. Door een brief van de pausGa naar voetnoot17. heb ik voldoende mogelijkheid gekregen een testament op te stellen, ook over kerkelijke goederen. | ||||||||||||
[pagina 253]
| ||||||||||||
Ik wil dat mijn dienaar Quirinus,Ga naar voetnoot18. als hij bij mijn overlijden aanwezig is, tweehonderd goudguldens voor zijn trouwe en lange dienst krijgt. Ik heb dit gezond van lichaam en geest opgesteld in het jaar en op de dag die ik hierboven heb genoemd. Ter vergroting van de zekerheid heb ik beide exemplaren eigenhandig geschreven en het zegelteken van mijn ring, namelijk Terminus,Ga naar voetnoot19. op het papier aangebracht. Daarbij heb ik de mogelijkheid opengelaten om iets toe te voegen, te verwijderen en alles volledig te veranderen als ik dat zou willen, zoals het algemene recht toestaat.
Het was ondertekend met het zegel van Terminus met eromheen het opschrift ‘Ik wijk voor niemand’. Daarbij was hem ten overstaan van de rechtbank volledige vrijheid verleend overeenkomstig zijn wensen een testament op te stellen, mits hij ten overstaan van notarissen vervolgens aangaf wat hij wilde veranderen. Heintzmann was de notaris die aan de buitenkant van het document schreef, dat het was verzegeld in het bijzijn van de getuigen Peter Bitterlin, Sixt Birk en Clemens Rechberger, in het jaar etc. 1527, de 13e van de maand juni in het huis van Erasmus bij de Petruskerk.Ga naar voetnoot20. Daarna wees hij schriftelijk en met het noemen van zijn naam Bonifacius Amerbach als erfgenaam aan, ten overstaan van beambten op de eerste dag van de maand juli in aanwezigheid van notaris Heitzmann in zijn eigen huis bij de Petruskerk, na het oproepen van de getuigen meester Peter Bitterlin en Georg Hoffischer, testamentcontroleurs van het bisdom Bazel. Dit alles is door de hand van notaris Heitzmann aan de buitenkant van het testament in meer exemplaren geschreven. |
|