De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1767 Aan Theobald Fettich
| |
[pagina 232]
| |
koud, sprakeloos en bijna blind zijn, de staten geen bloei kennen en er geen beschaafd leven bestaat. Om kort te gaan: een mens kan dan nauwelijks een mens zijn. Ik hoor dat er bij jullie een zeldzame schat aan oude handschriften ligt. Hoe krachtig jij en de zeer geachte heer Wolfgang von Affenstein de zaken van de wetenschap steunen, heb ik al een tijd geleden van degenen die jullie goede naam verkondigen, en via brieven van geleerden vernomen. Ook weet ik hoe vriendelijk jullie beiden zich tegenover de beoefenaren van de wetenschap opstellen. In vertrouwen hierop aarzelde Hieronymus Froben niet naar je toe te reizen en was ik niet bang om me met mijn brief tot jou te richten. Mijn geest voorspelt me dat deze gewaagde onderneming, of als men liever wil dit vertrouwen, voor mij gunstig zal uitpakken. Het kan niemand onbekend zijn hoeveel jaar al, met hoeveel werk dag en nacht en met hoeveel kosten Johann Froben voortreffelijke auteurs aanzien heeft verleend - en dat met veel meer roem dan winst voor hem. Thuis heeft hij iemand die in beide talen uitstekend onderlegd en even betrouwbaar is;Ga naar voetnoot1. ik beschouw dit in ieder geval niet als onbelangrijk. Bovendien zal het mij zelfs een genoegen zijn mij voor deze nuttige en heilige arbeid dood te werken. Naar mijn mening verdient daarom niemand meer dan Froben jullie steun; geen andere drukkerij kan beter voor beroemde auteurs zorgen. Jullie zouden kortom een ander nauwelijks een dienst kunnen bewijzen die evenveel dank verdient en daarvoor erkentelijk is. ‘Als mijn geschriften enige waarde hebben,’ mocht ik tot hier toe met VergiliusGa naar voetnoot2. zeggen; ik zou er graag aan toevoegen: ‘zal geen dag jullie ooit uit de herinnering van de tijd verwijderen.’ Ik zal mij in ieder geval naar beste kunnen ervoor inzetten dat het nageslacht weet, aan wie het deze toename van de antieke literatuur te danken heeft. Met de beste wensen voor jou en de zeer illustere magistraat Wolfgang von Affenstein. Bazel, 5 december 1526 |
|